34541 |
een ei afpellen |
(de) schaal deraf doen:
šāl drāf duǝ (Q118p Schaesberg)
|
Een ei van de schaal ontdoen. [N 19, 55b; A 39, 9b]
I-12
|
19855 |
een huis huren |
pachten:
paxtə (Q118p Schaesberg)
|
huren [SGV (1914)]
III-2-1
|
19216 |
een lelijk gezicht trekken |
een lelijke muil trekken:
n lieleke moel trekke (Q118p Schaesberg),
een vies gezicht trekken:
è vies gezich trekke (Q118p Schaesberg)
|
grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
32592 |
een riek mest |
gaffel (mest):
gafǝl (Q118p Schaesberg)
|
Een riek mest is de hoeveelheid mest die men in één keer met de riek kan opnemen. Die hoeveelheid is kleiner naarmate de mest meer verteerd is en daardoor gemakkelijker uiteenvalt. Van de termen die in dit lemma voorkomen, zijn er sommige (ook) van toepassing op een brok of klont mest: een aaneenklevende, weke massa goed verteerde mest. [N M, 12a; JG 1a + 1b + 2c; N 11A, 14; monogr.]
I-1
|
22385 |
een spel kaarten |
spel:
sjpel (Q118p Schaesberg)
|
Een spel kaarten [stok, spel, speul]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
31289 |
een splits uitsmeden |
haren:
hārǝ (Q118p Schaesberg)
|
De uiteinden van twee aaneen te voegen stukken metaal dun en spits uitsmeden om op deze wijze het aanhechtingsvlak van beide delen te vergroten. Om de in een splits uitgesmede uiteinden met elkaar te verbinden worden ze kort verhit, opgestuikt en vervolgens met hamerslagen aan elkaar gesmeed. Zie ook afb. 41. De uiteinden van wielbanden worden onder meer op deze wijze met elkaar verbonden. Zie ook het lemma "wielband". [N 64, 93b; N 66, 34b; N 33, 380]
II-11
|
33183 |
een voor overslaan |
een voor overslaan:
ǝn vōr ø̄vǝršlǭn (Q118p Schaesberg)
|
Bij het poten van aardappelen achter de ploeg een voor overslaan. Bij bijwoordelijke uitdrukkingen moet steeds het werkwoord voor "poten": ɛpoten, plantenɛ of ɛzettenɛ, worden toegevoegd; zie daartoe het lemma Poten. ɛTeugɛ in ɛteugvoorɛ is een afleiding van ɛtieënɛ "trekken". [N M, 19; monogr.]
I-5
|
32707 |
een weide scheuren |
stropen:
[stropen] (Q118p Schaesberg)
|
Een weide scheuren is het omploegen van weiland, vooral om het daarna als akkerland te gebruiken. Voor (delen van) varianten die hieronder in de [... [JG 1a + 1b + 1c + 1d; N 11, 42a + b + c; N 11A, 114 + 115a + b; monogr.]
I-1
|
17981 |
een ziekte onder de leden hebben |
een krankheid onder de leden hebben:
n krankheit onder de leee (Q118p Schaesberg),
get onder de huid hebben:
he had get onger de hoet (Q118p Schaesberg)
|
ziekte onder de leden hebben [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34542 |
eend |
eend:
ɛnt (Q118p Schaesberg)
|
[JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 18; S 49; L 1a-m; NE II, 55; Vld.; L A1, 48; monogr.]
I-12
|