22431 |
feest |
feest:
fiees (Q118p Schaesberg),
kermis?:
kirmes (Q118p Schaesberg)
|
De bijeenkomst en samenzijn ter viering van een heuglijk feit of een gedenkdag [feest, kermis, begankenis]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22444 |
feest van sinter-greef |
halfvasten:
haof vaste (Q118p Schaesberg)
|
Het feest van Sinter-Greef (half vasten) [grevin, greve, miknem]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22432 |
feesten |
feesten:
fiejste (Q118p Schaesberg)
|
Een feest vieren [feesten, vieren, kermissen, fêteren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
31492 |
felsen |
felsen:
vɛlzǝ (Q118p Schaesberg)
|
De randen van dunne metalen platen en voorwerpen omvouwen en aandrukken met het doel ze aan elkaar te bevestigen. Bij het felsen met een felshamer gaat men als volgt te werk. Het te bewerken voorwerp wordt eerst zodanig tegen een rechthoekige ijzeren staaf geplaatst, dat de om te buigen rand daar buiten uit steekt. Dan wordt deze rand met behulp van een (houten) hamer haaks om de staaf neergeklopt. Hetzelfde geschiedt met de rand van de plaat of het voorwerp dat aan het eerste moet worden vastgemaakt. Vervolgens haakt men de beide stukken met hun omgebogen randen in elkaar en klopt met behulp van de hamer de beide randen samen plat. Op deze wijze ontstaat een felsnaad die eventueel vervolgens nog gesoldeerd kan worden. Er bestaan ook machines die deze bewerkingen kunnen uitvoeren. Vgl. het lemma "felsmachine". [N 64, 97, add.; monogr.]
II-11
|
21138 |
fietsen |
fietsen:
fietse (Q118p Schaesberg)
|
op een fiets rijden [fietsen, wieleren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25170 |
fijne hagel |
fijne hagel:
fienge hagel (Q118p Schaesberg)
|
fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21853 |
filiaal |
filiaal (<fr.):
filiaal (Q118p Schaesberg)
|
de tak van een handelshuis op een andere plaats dan waar het hoofdgebouw gevestigd is, bijwinkel [succursaal, filiaal, bijwinkel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24145 |
fitis |
lijtse:
lijtse (Q118p Schaesberg)
|
fitis (11 talrijk in boompjes en struiken; zang zacht en zoetvloeiend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19931 |
fitting |
fitting:
feteŋ (Q118p Schaesberg)
|
In het algemeen een hulpstuk met schroefdraad, dat dient om twee pijpstukken met elkaar te verbinden. [N 64, 117a]
II-11
|
30800 |
flank |
lies:
(mv)
lizǝ (Q118p Schaesberg)
|
Het gedeelte van de huid dat de flank bedekt. Volgens de informant van L 292 is het leer hiervan minder van kwaliteit maar zeer geschikt voor de binnenhaam. Zie afb. 1. [N 60, 3e; N 60, 3d; N 60, 247; N 36, 5; N 36, 4; N 36, 6b]
II-10
|