e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

Gevonden: 3101
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
groente, algemeen groente: WLD  greunte (Schaesberg) De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)] I-7
groentevrouw mooswijf: mooswief (Schaesberg) groentevrouw [SGV (1914)] III-3-1
groenvoer groenvoer: grø̄nvōr (Schaesberg) De algemene benaming voor het gewas dat wordt gebruikt als voeder voor de dieren. De afzonderlijke voedergewassen worden behandeld in aflevering I.5 in de paragraaf "voedergewassen". Bij het type snijkoren wordt opgemerkt: "vroeg gezaaid koren dat in de lente als groenvoer wordt afgemaaid". Bij het type bonenkoren: "omdat erna bonen werden verbouwd"; vergelijk ook in het lemma ''masteluin'' (1.2.11), sub haverbonen. Krokken is eigenlijk voederwikke; luzerne is een klaversoort. [N 11A, 28a; N M, 14; L 48, 26; Lu 2, 26; monogr.] I-4
grof grof: groaf (Schaesberg) grof [SGV (1914)] III-3-1
grof gebouwd grof: groof (Schaesberg), zwaar: schwaor (Schaesberg) zwaar van lichaamsbouw [grof, stug, struis] [N 10 (1961)] III-1-1
grof gebouwde vrouw bammel: ⁄n bamel (Schaesberg), fors vrouwmens: ee fosj vrommes (Schaesberg), mangel: eng mangel (Schaesberg) fors gebouwde vrouw [megochel, schommel] [N 07 (1961)] III-1-1
grond, aarde aarde: ɛ̄t (Schaesberg), grond: groŋk (Schaesberg), grōŋk (Schaesberg) De algemene benaming. [S 1, 7, 11, 42; Wi 52; R III, 5, 6, 7, 8; L A1, 150; Vld.; N 18, add.; monogr.] I-8
grootmoeder bestemoeder: raakt in onbruik  bestemodder (Schaesberg), grootmoeder: groe-etmodder (Schaesberg), groetmodder (Schaesberg), gross (du.): de groe-es  groe-es (Schaesberg) grootmoeder [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] III-2-2
grootouders grootouderen: cf. WNT s.v. "ouder (I)"... "mv. -s en -en (het laatste thans alleen in hoogeren stijl)  groe-et-eldere (Schaesberg), gross-ouders: groe-es-ouwesj (Schaesberg) grootouders [DC 05 (1937)] III-2-2
grootte grootte: grude (Schaesberg) grootte [SGV (1914)] III-4-4