e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

Gevonden: 3101
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hals haus: hoas (Schaesberg), hò:s (Schaesberg), hòəs (Schaesberg), hös (Schaesberg), keel: kèəl (Schaesberg), nek: nɛk (Schaesberg) hals [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || halzen [SGV (1914)] || Het gedeelte van de huid dat de hals bedekt. Zie afb. 1. [N 36, 4; N 60, 3f; N 60, 3g, N 60, 247] II-10, III-1-1
halsketting ketting: in goowe ketting (Schaesberg) gouden [een - ketting] [SGV (1914)] III-1-3
halsring krolrand: krǫlraŋk (Schaesberg), wulst: wuls (Schaesberg) De tegen de afvoerbuis gesoldeerde halve kralen of banden om de buis op de pijpbeugels te kunnen laten rusten. [N 64, 149a] II-9
halve huid half vel: hōf vɛl (Schaesberg) De helft (in de lengte) van een al dan niet gelooide huid. Zie afb. 1. [N 36, 3] II-10
halve rug dosset: dosɛt (Schaesberg) Het gedeelte van de huid dat de rug bedekt, in de lengte gehalveerd. Zie afb. 1. [N 36, 6b] II-10
ham, hesp schink: schink (Schaesberg) ham [SGV (1914)] III-2-3
hamer om te voren boordjeshamer: bø̜tjǝshāmǝr (Schaesberg) Hamer waarvan de kop uitloopt in twee dwars op de steel staande pennen. De hamer dient om groeven in bladmetaal aan te brengen. Zie ook afb. 157. [N 33, 58] II-11
hand hand: hank (Schaesberg, ... ), heng (Schaesberg), hànk (Schaesberg) hand [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || handen [SGV (1914)] III-1-1
handel handel: der handel (Schaesberg) het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)] III-3-1
handelaar handelaar: handeleer (Schaesberg) iemand die handel drijft [koopman, commercant, marchand, handelaar] [N 89 (1982)] III-3-1