e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schakkebroek

Overzicht

Gevonden: 71

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
draagriem zadelriem: zǭlrim (Schakkebroek) Riem die op het lagere middengedeelte van het schoftzadel wordt gelegd en die twee lussen bevat die de berries van de kar ophouden. [JG 1b, 1c, 2a, 2b; N 13, 70] I-10
drijftol konkerel: koͅəŋkərɛl (Schakkebroek) Drijftol (speeltuig door middel van een zweep door kinderen gedreven). [ZND 16 (1934)] III-3-2
duivin, vrouwelijke duif hen: hin (Schakkebroek) duif, wijfje [ZND 39 (1942)] III-4-1
durfal moedige, een -: `t is eine moedige (Schakkebroek) hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig (hij is geen bangerd, hij durft bv. te vechten) [ZND 39 (1942)] III-1-4
envelop envelop (<fr.): de amvlop (Schakkebroek) een omslag (van een brief) [ZND 39 (1942)] III-3-1
glijbaan schuifaf: /  schuifaf (Schakkebroek) / [SND (2006)] III-3-2
glimlachen in zijn eigen lachen: laacht in zen eegen (Schakkebroek) hoe zegt ge "glimlachen"in uw dialect ? Bestaat er geen woord om dit "stil lachen"uit te drukken, geef dan op door welke omschrijving men dit weergeeft. [ZND 39 (1942)] III-1-4
haamspanen haamspanen: hāmspø̄n (Schakkebroek) De twee doorgaans houten hoofdbestanddelen van het haam die de hals van het paard omsluiten. Ze worden uit elkaar geschoven om het haam op te zetten en vastgemaakt door het haamslot (cf. lemma Haamslot). Op deze haamspanen zijn de trekhaken of trekogen bevestigd (cf. lemma Trekhaken, trekogen) waaraan de strengen worden vastgemaakt. Het meervoud van spaan kan door een uitgang (een letter of lettergreep achter de stam van het woord; -s, -en, -er,...) en/of umlaut (klinkerwijziging) gevormd worden. Voor de volgende plaatsen werden beide mogelijkheden opgegeven, die ook allebei zijn opgenomen: L 271, L 295, P 57, P 58, P 118, P 175, Q 71, Q 101, Q 111, Q 157a, Q 182, Q 204. In het grootste gedeelte van het umlautgebied hebben we te maken met een klankwettige umlaut van Wg â , maar in West-Haspengouw en in het noorden van Nederlands-Limburg gaat het om een analoge umlaut in de meervoudsvorming van woorden met Wg â, zoals bij p‹l ''paal'' - p›l ''palen''. Bovendien zijn, wat betreft de gegevens uit bron JG 1a, 1b, zowel enkelvouds- als de meervoudsvormen opgenomen, om meer gegevens aan te bieden over de meervoudsvorming d.m.v. een uitgang en/of umlaut. [JG 1a, 1b, 2b, 2b, 2c; N 13, 2; N 36, 8; monogr.] I-10
haasje-over add.: bokkensprong (zn.) boksprong (zn.): /  boksprong (Schakkebroek) / [SND (2006)] III-3-2
hengst hengst: heŋst (Schakkebroek) Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.] I-9