e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

Gevonden: 6515
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dempig dempetig: dɛmpǝtex (Schimmert), dempig: dɛmpex (Schimmert) Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6] I-9
den den: ein den (Schimmert), WLD  dĕn (Schimmert) De den (in het bijzonder de grove den) (den, del, mast, spar). [N 82 (1981)] III-4-3
denken denken: dènke (Schimmert) denken [SGV (1914)] III-1-4
dennenappel dennenappel: denne appel (Schimmert), WLD  dênne-appel (Schimmert), dennenkuif: dennekoef (Schimmert) De vrucht van een den, denne-appel (prop, bol, kegel, knop, fobbes, kroot, krutje, rots, dop, papekul, noot, kooi, tod, pil, appel). [N 82 (1981)] || dennenappel [SGV (1914)] III-4-3
dennentakje met een harsknopje olielampje: olie lèmpke (Schimmert) Een dennetakje met een bolvormig knopje terpentijn aan het einde (oliekop, olieknop, olielampje, luchtlampje). [N 82 (1981)] III-4-3
dennentakje met een pluim pluis: WLD  plôs (Schimmert) Een takje met een pluim, aan een den (plos). [N 82 (1981)] III-4-3
dennenwortel hoofd(wortel): hoof (Schimmert), stronk: sjtronk (Schimmert), WLD  schtrŏnk (Schimmert) De wortel van een denneboom (puist, stronk, wortel, stol). [N 82 (1981)] || penvormige wortel van een denneboom [N 27 (1965)] III-4-3
derde hooioogst derde schaar: derde schaar (Schimmert) Uitdrukkelijk gevraagd naar de derde hooioogst, gaven sommige informanten de volgende antwoorden; vaak werd deze derde oogst echter niet meer gemaaid maar door de koeien of schapen afgegraasd. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. [N 14, 128d] I-3
desemen desemen: deiseme (Schimmert), dĕséme (Schimmert), djèsəmə (Schimmert), mengen: mèngə (Schimmert) desemen; Hoe noemt U: Zuurdeeg in het beslag voor brood doen, desemen (zuren, mengen, desemen, het zuur zetten) [N 80 (1980)] III-2-3
deugd deugd: deug (Schimmert) Deugd. [N 96D (1989)] III-3-3