23954 |
deugdzaam |
deugdzaam:
deugzaam (Q098p Schimmert)
|
Deugdzaam. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19167 |
deugniet |
deugeniet:
deugeneet (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
deugəneet (Q098p Schimmert),
ondeugender, een -:
ŭndĕŭgender (Q098p Schimmert),
rotzak:
rotzak (Q098p Schimmert),
vlegel:
ênne vleègel (Q098p Schimmert)
|
deugniet [DC 11 (1942)], [SGV (1914)] || een ondeugend kind [stinkgat, deugniet] [N 85 (1981)] || een ondeugende jongen die allerlei streken uithaalt [pagadder, horzak, luifer] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18291 |
deuk in een hoed |
deuk:
deuk (Q098p Schimmert),
dumpel:
dumpel (Q098p Schimmert)
|
deuk in een hoed [dömpel] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
19684 |
deur |
deur:
dø̄r (Q098p Schimmert)
|
[rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.]
II-9
|
19372 |
deurknop, deurklink |
klink:
klink (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
knop:
knôp (Q098p Schimmert),
kruk:
krŭk (Q098p Schimmert)
|
Knop of handgreep waarmee men een deur opent of sluit (klink, kruk, knop) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
30357 |
deurkruk, deurklink |
klink:
kleŋk (Q098p Schimmert),
knop:
knop (Q098p Schimmert),
kruk:
krø̜k (Q098p Schimmert)
|
Handvat met ijzeren pin dat door de deurstijl in het slot wordt gestoken en dient om de dagschoot van het slot terug te kunnen trekken. Zie ook het lemma 'Dagschoot'. In Q 95 werd het woord 'klink' zowel gebruikt voor de ring of kruk aan de buitenkant van een deur waarmee men het sluitijzer kon oplichten, als voor het sluitijzer aan de binnenkant van de deur. [N 54, 100; N 79, 8; monogr.; Vld.]
II-9
|
21493 |
deurwaarder |
deurwaarder:
deurwairder (Q098p Schimmert),
deurwēērder (Q098p Schimmert)
|
de ambtenaar bij de rechtbank die belast is met de dienst op de terechtzittingen, het doen van aanzeggingen [bijv. van belastingschuld enz. [vorster, deurwaarder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22378 |
diabolo |
diabolo:
diabolo (Q098p Schimmert),
diabool (Q098p Schimmert)
|
Het speelgoed, bestaande uit een dubbele blikken kegel die men al draaiende op een koordje in evenwicht houdt, in de hoogte werpt en weer opvangt met dit koord of elkaar toewerpt en weer op een koordje opvangt [diabolo, diavolo]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24079 |
diaken |
diaak:
diaak (Q098p Schimmert)
|
Een geestelijke die een gebied heeft, maar niet mag dopen, begraven of trouwen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18035 |
diarree |
aan de afgang zijn:
ān dǝn āfgaŋk zen (Q098p Schimmert),
aan de doorgang zijn:
ān dǝn dōrgaŋk zen (Q098p Schimmert),
afgang:
aan den aafgank zin (Q098p Schimmert),
dunne, de -:
dunnə (Q098p Schimmert),
dŭnne (Q098p Schimmert)
|
Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.] || Diarree, buikloop (dunne, pruts). [N 84 (1981)]
I-11, III-1-2
|