33605 |
enten |
gruffelen:
gruffelə (Q098p Schimmert),
grøfələ (Q098p Schimmert)
|
[RND 08] [SGV (1914)]
I-7
|
28827 |
entre-deux |
entre-deux:
entre-deux (Q098p Schimmert),
øndǝrdan (Q098p Schimmert),
tussenzetsel:
tøšǝzɛtsǝl (Q098p Schimmert)
|
Kanten tussenzetsel in een gordijn, een schort, een kleed enz. [N 62, 81b; N 62, 81a; L 35, 5]
II-7
|
21204 |
envelop |
envelop (<fr.):
envelop (Q098p Schimmert),
enveloppe (Q098p Schimmert)
|
de omslag voor brieven [enveloppe, brievenzak, zakje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17985 |
epidemie |
epidemie:
epedemie (Q098p Schimmert),
krankte:
krêngde (Q098p Schimmert)
|
Epidemie: een besmettelijke ziekte die zich zeer snel uitbreidt (epidemie). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23608 |
epistel |
epistel (<lat.):
epistel (Q098p Schimmert)
|
De eerste lezing, het epistel [t/dn epistel, epiestel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19013 |
er heet aan toegaan |
erop los gaan:
erop lôs gaon (Q098p Schimmert),
spectaculair:
schpéktakelĕĕr (Q098p Schimmert)
|
er heet aan toegaan, er heftig aan toegaan [spannen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22433 |
ereboog |
boog:
baog (Q098p Schimmert),
boag (Q098p Schimmert),
enne bōāēg (Q098p Schimmert),
enne bōōg (Q098p Schimmert)
|
De ereboog voor de jonge priester. [N 96D (1989)] || Een boog opgericht over iemands weg als eerbewijs, bijv. bij een feest [boog, triumf, toog]. [N 88 (1982)] || Een triumfboog of ereboog ter versiering van de straten [triejoemfboaëg]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
24046 |
ereboog voor de jonge priester |
boog:
enne bōōg (Q098p Schimmert)
|
De ereboog voor de jonge priester. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20374 |
ereboog voor het bruidspaar |
boog:
enne bōōg (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert,
Q098p Schimmert)
|
de ereboog voor het bruidspaar [N 96D (1989)] || het plein vóór de kerk [kerkplaats, kerkplein, plei] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
24775 |
ereprijs |
henneske:
WLD (was suggestie)
henneske (Q098p Schimmert),
wilde thee:
wille thee (Q098p Schimmert)
|
Ereprijs (veronica officinalis). De stengel is geheel onbehaard. De bladeren zijn bij hun top of in ¯t midden het breedst en getand. De bloemen zijn bleekblauw, zelden vleeskleurig, op zeer korte steeltjes gezeten (wilde thee, engel oogje, henneske). [N 92 (1982)]
III-4-3
|