20315 |
getrouwde vrouw |
getrouwde vrouw:
gətraowdə vraow (Q098p Schimmert)
|
getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND]
III-2-2
|
20369 |
getuige |
getuige:
getuige (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert,
Q098p Schimmert),
getuuge (Q098p Schimmert),
getŭŭge (Q098p Schimmert)
|
de getuige bij het huwelijk [tsuuch] [N 96D (1989)] || het plein vóór de kerk [kerkplaats, kerkplein, plei] [N 96D (1989)] || iemand die voor de rechter een verklaring aflegt over te bewijzen feiten [toon, getuige] [N 90 (1982)]
III-2-2, III-3-1
|
20388 |
getuige zijn |
bronken:
brônke (Q098p Schimmert),
getuige zijn:
de getuuge zêên (Q098p Schimmert)
|
getuige zijn bij een huwelijk [getuigen zijn, bronken] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
21321 |
getuigen |
getuigen:
getuge (Q098p Schimmert)
|
getuigen [SGV (1914)]
III-3-1
|
21725 |
getuigenis |
getuigenis:
getuugenis (Q098p Schimmert),
getŭŭgenis (Q098p Schimmert)
|
de verklaring die men als getuige aflegt over een persoon of een zaak [toon, getuige, getuigenis] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
30181 |
gevak |
gevak:
gǝvǭk (Q098p Schimmert)
|
Het open vak dat ontstaat wanneer de horizontale en verticale balken aan elkaar bevestigd worden. In het gevak wordt het vlechtwerk of het metselwerk aangebracht. [N 4A, 52e; monogr.]
II-9
|
23899 |
gevallen engelen |
gevallen engelen:
de gevalle ingele (Q098p Schimmert)
|
De gevallen engelen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21322 |
gevangenis |
gevangenis:
gevangenis (Q098p Schimmert),
petoet:
Van Dale: petoet, (sold., Barg.) cel, gevangenis.
petoet (Q098p Schimmert),
pêtôêt (Q098p Schimmert)
|
de gevangenis [cachot, nor, partoet, speentje, grawoel, ren] [N 90 (1982)] || gevangenis [SGV (1914)]
III-3-1
|
17808 |
geven |
geven:
gève (Q098p Schimmert)
|
geven [SGV (1914)]
III-1-2
|
34303 |
gevlekt varken |
piétrain:
pǝtrē̜n (Q098p Schimmert)
|
Varken van het ras dat een gevlekte huid heeft. [N 76, 1d]
I-12
|