e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gierzwaluw gierzwalber: giersjwalber (Schimmert), gierzwarbel: gierzwjarbel (Schimmert), grote zwalber: grôête zjwalber (Schimmert) gierzwaluw || gierzwaluw (16,5 zwartbruin; sikkelvleugels; broedt in muurgaten en onder dakpannen; veel in de stad; druktemaker; roep luid [wieieie, wieieie] [N 09 (1961)] III-4-1
gieten, hard regenen gutsen: gutsche (Schimmert), gèùtsjə (Schimmert), ⁄t gŭtst (Schimmert), hel regenen: hèl rèèngene (Schimmert), plensen: plense (Schimmert) grote hoeveelheid regen ineens [guts] [N 81 (1980)] || hard regenen, het regent hard [DC 30 (1958)] || overvloedig, in stromen neervloeiend, gezegd van vloeistoffen [spetten, gutsen, golven, garzelen, plenzen] [N 91 (1982)] III-4-4
gieter gieter: geeter (Schimmert), spruits: schpruits (Schimmert), sjpruits (Schimmert) gieter [SGV (1914)] || Hoe noemt u: de tuingieter waarmee men aangiet (broesgieter?) [N 73 (1975)] III-2-1
gif gif: gŭŭf (Schimmert), vergif: verguf (Schimmert), vergŭf (Schimmert) Gif: stof die een nadelige of dodelijke werking heeft op het lichaam van een mens (venijn, (ver)gif(t)). [N 84 (1981)] III-1-2
giftige paddestoel vergiftigde paddestoel: WLD  vergŭftige paddeschtōōl (Schimmert) paddestoel, Een vergiftigde ~ in het algemeen (duivelskaas). [N 92 (1982)] III-4-3
gildeknecht knaap: knaap (Schimmert, ... ) De knecht van een gilde [knaap]. [N 88 (1982)] III-3-2
gispen, geselen met een guts slaan: mit ein goetsj slaon (Schimmert), tetsen: têtse (Schimmert) slaan, Met een tak of zweep ~ (gipsen). [N 84 (1981)] III-1-2
gist gist: gɛs (Schimmert), heffe: hø̜fǝ (Schimmert) Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2] II-1
git git: git (Schimmert) Sieraad. Zwarte kraaltjes of glazige steentjes in verschillende vormen. [N 62, 60a; MW] II-7
glacé glac (fr.): glacé`s (Schimmert), glacées (Schimmert) handschoenen van glanzend leer, glacés [N 23 (1964)] III-1-3