22376 |
glijbaan |
roetsjbaan:
roetsjbaan (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
Het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17853 |
glijden |
glijden:
glieje (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
glitschen (du.):
glietsje (Q098p Schimmert),
glitsen:
glietsje (Q098p Schimmert),
kaaien:
keiə (Q098p Schimmert),
kèje (Q098p Schimmert),
kêjje (Q098p Schimmert),
schampen:
sjampə (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
schuiven:
sjuuve (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
sjûûvə (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
glijden [SGV (1914)] || Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)]
III-1-2, III-3-2
|
22326 |
glijden: uitglijden |
uitglitsen:
oetglietsje (Q098p Schimmert)
|
Glijden over sneeuw of ijs. [N 38 (1971)]
III-3-2
|
32814 |
glijders of lopers van de sleepcultivator |
slede:
šlęi̯ (Q098p Schimmert)
|
Voor de bedoelde sledeijzers zie men afb. 79. [N 11A, 151e]
I-2
|
18879 |
glimlachen |
monkelen:
monkele (Q098p Schimmert),
mônkele (Q098p Schimmert)
|
onhoorbaar lachen door de mond te vertrekken [monkelen, glimlachen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24316 |
glimworm |
glimkever:
WLD
glimkever (Q098p Schimmert),
glimwormpje:
glimwurmke’s (Q098p Schimmert),
WLD
glimwŭrmke (Q098p Schimmert),
gloeiwormpje:
gleui-wörmpkə (Q098p Schimmert),
gluj wurmke’s (Q098p Schimmert),
vuurworm:
vuurworm (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
vuurwormpje:
vuurwùrmke (Q098p Schimmert)
|
glimworm [GV Gr (1935)], [SGV (1914)], [ZND 18G (1935)] || Het wijfje is vleugelloos, 12-18mm lang, bruinachtig van kleur, het halsschild is geel omrand. Het heeft vrij sterke lichtorganen op het einde van het achterlijf (glimworm, lichtmaaike, viermaai, gloeiige worm) [N 83 (1981)] || Hoe noemt u een soort kever: het mannetje is gevleugeld. Het kan 11-16mm lang worden. Het is bruinachtig van kleur en is in staat een geelgroen licht uit te stralen met behulp van lichtorganen op het achterlijf (glimkever) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
19456 |
gloed |
gloed:
gloed (Q098p Schimmert),
hits:
hits (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
hitz (Q098p Schimmert)
|
Hitte, warmte die van een vurige massa uitstraalt (gloed, hitte, warmte) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
23607 |
gloria |
gloria in excelsis:
gloria in excelsis (Q098p Schimmert)
|
De lofzang "Gloria in excelsis..."[jloria?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18957 |
gluiperd |
gluiperd:
gluperd (Q098p Schimmert),
glŭperd (Q098p Schimmert)
|
een gluiperig, niet eerlijk persoon [gluiperd, luiperd, kattin] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18956 |
gluiperig |
gluiperig:
gluperig (Q098p Schimmert),
glŭperig (Q098p Schimmert)
|
huichelachtig, op bedekte wijze, niet open, niet eerlijk [gluips, gluiperig, slinks, wenslinks] [N 85 (1981)]
III-1-4
|