25242 |
andere soorten sneeuw |
vaste sneeuw:
vaste sneeuw
vaste sjnèè (Q098p Schimmert),
vriessneeuw:
bevroren sneeuw
vrees-sjniïe (Q098p Schimmert)
|
verschillende soorten sneeuw [spuwsneeuw, watersneeuw] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24403 |
angel van bij of wesp |
angel:
angel (Q098p Schimmert),
angəl (Q098p Schimmert),
WLD
den ângel (Q098p Schimmert)
|
Hoe noemt u het orgaan waarmee bijen en wespen steken (angel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
23259 |
angelusklok |
angelusklokje:
angelusklökske (Q098p Schimmert)
|
De kleine klok waarmee het angelus wordt/werd geluid. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23449 |
angelustorentje |
angelustorentje:
angelus tāōrke (Q098p Schimmert)
|
Het afzonderlijk torentje waarin de angelusklok hangt [angelustorentje?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
28739 |
angorawol |
angorawol:
angorawol (Q098p Schimmert)
|
Wol van de angorageit; haar van het angorakonijn. [N 62, 75b]
II-7
|
19312 |
angst |
angst:
angs (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
schrik:
schrik (Q098p Schimmert)
|
angst [SGV (1914)] || het gevoel van beklemming en vrees, veroorzaakt door een [wezenlijk of vermeend] dreigend onheil of gevaar [angst, schijt, schrik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33621 |
anjelier |
groffiaat:
graffiôte (Q098p Schimmert)
|
Welke dialectbenamingen hebt u voor de verschillende potplanten en snijbloemen voor de koude kas: dianthus (anjer) [N 73 (1975)]
I-7
|
19819 |
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) |
groffiaat:
graffiôte (Q098p Schimmert),
-
groeffiejoat (Q098p Schimmert),
groffiaat (Q098p Schimmert)
|
tuinanjer [SGV (1914)] || Welke dialectbenamingen hebt u voor de verschillende potplanten en snijbloemen voor de koude kas: dianthus (anjer) [N 73 (1975)]
III-2-1
|
21251 |
anker |
anker:
anker (Q098p Schimmert),
ijzeren stang:
īzǝrǝ štaŋ (Q098p Schimmert)
|
anker [SGV (1914)] || Stuk ijzer dat wordt gebruikt om muren, vloeren, gordingen etc. met elkaar te verbinden. Het is gewoonlijk samengesteld uit een schieter en een veer. De schieter vormt het metalen onderdeel aan de buitenzijde van de muur en bestaat uit een metalen staaf die in het midden een nok heeft. De veer brengt de verbinding tussen schieter en muur of vloer tot stand. Schieter en veer kunnen met behulp van één of meer spieën aan elkaar worden bevestigd. Zie ook afb. 72. De woordtypen 'strijkanker', 'trekanker' en 'strekanker' worden specifiek gebruikt voor een anker waarvan de veer in de dwarsrichting over twee of drie balken ligt. Het dient om muren te verankeren die evenwijdig lopen met de balklaag. [N 31, 38; N 4A, 51b; N 54, 123b; N 54, 124a; N 54, 126; monogr.]
II-9, III-3-1
|
25258 |
anker, maat van 1/4 aam (39 l.) |
anker:
anker (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
de maat die een inhoud aangeeft van ± 39 liter = 1/4 aam [anker, kannetje] [N 91 (1982)]
III-4-4
|