20820 |
ham, hesp |
schink:
sjink (Q098p Schimmert)
|
ham [SGV (1914)]
III-2-3
|
23461 |
hamer van de klepklok |
trumphamer:
trûmphamer (Q098p Schimmert)
|
De hamer van een klepklok [trumphamer?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
31687 |
hamerslag |
hamerslag:
hāmǝršlāx (Q098p Schimmert)
|
Het resultaat van het verdumpelen: deukjes en kuiltjes in het oppervlak van het koperen voorwerp. Zie ook het vorige lemma. [N 66, 32b]
II-11
|
31686 |
hamerslag aanbrengen |
planieren:
planērǝ (Q098p Schimmert)
|
Ter versiering in het oppervlak van het koperen werkstuk door middel van een hamer oneffenheden aanbrengen. In L 266 werd dit werk met behulp van de klophamer gedaan. [N 66, 32a]
II-11
|
17659 |
hand |
hand:
hand (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
heng (Q098p Schimmert)
|
hand [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || handen [SGV (1914)]
III-1-1
|
21731 |
handboei |
handboei:
handboei (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
de boei waarmee handen geboeid worden [paternoster, handboei] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21849 |
handel |
commerce (fr.):
cômmerce (Q098p Schimmert),
handel:
handel (Q098p Schimmert)
|
het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21449 |
handelaar |
commerant (fr.):
commercant (Q098p Schimmert),
handelaar:
handelair (Q098p Schimmert)
|
iemand die handel drijft [koopman, commercant, marchand, handelaar] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21496 |
handelen |
handelen:
handele (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
hândele (Q098p Schimmert),
komenschappen:
Van Dale: komenschap, (gew.) 1. koopmanschap: komenschap doen, koophandel drijven; -2. koopwaren.
kômenschâppe (Q098p Schimmert)
|
handel drijven [komenschappen] [N 89 (1982)] || loven en bieden, de waren aanprijzen [koopman] en er een prijs voor bieden (koper) [handelen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18903 |
handeling |
daad:
⁄n daŏd (Q098p Schimmert),
gang:
zeine gank gaon (Q098p Schimmert)
|
een op zichzelf staande, niet werktuigelijke verrichting, een handeling [gangen, gang, daad] [N 85 (1981)]
III-1-4
|