e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hennepnetel dauwnetel: dau-netel (Schimmert), WLD  dauw nêtel (Schimmert), wilde kemp: wille kemp (Schimmert) Hennepnetel (geleopsis tetrahit 20 tot 80 cm groot. De stengels hebben verdikkingen onder de bladparen en zijn daar stijf behaard; de bladeren zijn eivormig-langwerpig, spits en behaard; de bloemen hebben een knobbeltje achter de beide insnijdingen van [N 92 (1982)] III-4-3
herdershond herdershond: hɛrdǝrshont (Schimmert), schepershond: šīǝpǝrshǫnt (Schimmert) Hond van verschillend ras die door de herder wordt gebruikt ter bewaking van de schaapskudde. [N 7, 68; N 78, 21a; L 6, 30; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
herdersschopje herdersschupje: hɛrdǝrsšø̜pkǝ (Schimmert), hɛrdǝršø̜pkǝ (Schimmert), schepersschupje: šiǝpǝršø̜pkǝ (Schimmert) Schop, stok of staf waarmee de herder zand of steentjes naar de schapen werpt om ze in het gelid te houden. [N 18, 11; N 78, 10a; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
herfst, najaar herfst: den herres (Schimmert), herfs (Schimmert), hers (Schimmert), najaar: naajoar (Schimmert), uitgang: oetgang (Schimmert) herfst (bamis(tijd), natijd, uitgang) [DC 39 (1965)] || het derde van de vier jaargetijden, de tijd tussen zomer en winter [bamis, bamistijd, natijd, uitgang] [N 91 (1982)] III-4-4
herfstaster herfstaster: herfstaster (Schimmert) Welke dialectbenamingen hebt u voor verschillende vaste planten: aster novae angliae (herfstaster) [N 73 (1975)] III-2-1
herfstdraden herfstdraden: herfsx-draod (Schimmert), herfstvamen: herfs-vĕĕm (Schimmert) herfstdraden [zomervamen] [N 22 (1963)] III-4-4
herfstsering floks: flokse (Schimmert) Herfstsering (Phlox paniculata L.). De bladeren zijn alle breed, meestal 2 cm of meer. De stengel is hoog, veelal 1 m of meer, tevens gevlekt, met talrijke, tot een dikke tros verenigde, bloemen. de kelkslippen zijn spits. De kroon heeft een lange buis en [N 92 (1982)] III-2-1
herfsttijloos naaksbloeier: naaksjbleujer (Schimmert) Herfststijloos (colchicum autumnale). Het is een knolgewas met bleek lila bloemen, die veel op die van een crocus lijken, maar aan de 3 draadvormige stijlen en de 6 meeldraden dadelijk te herkennen. De bloemen verschijnen in de herfst en de vruchten in he [N 92 (1982)] III-4-3
herik albederf: albederf (Schimmert), -  albederf (Schimmert), zemp: zęmp (Schimmert), -  zemp (Schimmert, ... ) herik (Sinapis arvensis L.) [DC 43 (1968)] || Sinapis arvensis L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland en in open bermen met goudgele bijeenstaande bloempjes en zaden in de vorm van zeer dunne opstaande boontjes. Het bloeit van mei tot september. De lengte varieert van 30 tot 80 cm. Het is ook bekend onder de oude naam krodde of wilde mosterd. Dit onkruid wordt vaak verward met knopherik (Raphanus raphanistrum L.), waar het sterk op lijkt. Knopherik komt meer voor op zandige akkers en bermen, terwijl de zaden groter zijn evenals de bloempjes, waarvan de kleur kan variëren van wit tot donkergeel en paars. Het bloeit van juli tot augustus en wordt 20 tot 60 cm hoog. Bij de opgaven wordt door een aantal informanten op dit verschil gewezen. Melm is droge akkergrond. Zie Goossens 1964; 1970 en 1988, 95-108. [N C, 2; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 17, 12; A 43, 12; monogr.] I-5, III-4-3
herkauwen nirken: nerkǝ (Schimmert), nerkǝn (Schimmert) Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.] I-11