24760 |
hennepnetel |
dauwnetel:
dau-netel (Q098p Schimmert),
WLD
dauw nêtel (Q098p Schimmert),
wilde kemp:
wille kemp (Q098p Schimmert)
|
Hennepnetel (geleopsis tetrahit 20 tot 80 cm groot. De stengels hebben verdikkingen onder de bladparen en zijn daar stijf behaard; de bladeren zijn eivormig-langwerpig, spits en behaard; de bloemen hebben een knobbeltje achter de beide insnijdingen van [N 92 (1982)]
III-4-3
|
34440 |
herdershond |
herdershond:
hɛrdǝrshont (Q098p Schimmert),
schepershond:
šīǝpǝrshǫnt (Q098p Schimmert)
|
Hond van verschillend ras die door de herder wordt gebruikt ter bewaking van de schaapskudde. [N 7, 68; N 78, 21a; L 6, 30; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34438 |
herdersschopje |
herdersschupje:
hɛrdǝrsšø̜pkǝ (Q098p Schimmert),
hɛrdǝršø̜pkǝ (Q098p Schimmert),
schepersschupje:
šiǝpǝršø̜pkǝ (Q098p Schimmert)
|
Schop, stok of staf waarmee de herder zand of steentjes naar de schapen werpt om ze in het gelid te houden. [N 18, 11; N 78, 10a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
24894 |
herfst, najaar |
herfst:
den herres (Q098p Schimmert),
herfs (Q098p Schimmert),
hers (Q098p Schimmert),
najaar:
naajoar (Q098p Schimmert),
uitgang:
oetgang (Q098p Schimmert)
|
herfst (bamis(tijd), natijd, uitgang) [DC 39 (1965)] || het derde van de vier jaargetijden, de tijd tussen zomer en winter [bamis, bamistijd, natijd, uitgang] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20108 |
herfstaster |
herfstaster:
herfstaster (Q098p Schimmert)
|
Welke dialectbenamingen hebt u voor verschillende vaste planten: aster novae angliae (herfstaster) [N 73 (1975)]
III-2-1
|
25151 |
herfstdraden |
herfstdraden:
herfsx-draod (Q098p Schimmert),
herfstvamen:
herfs-vĕĕm (Q098p Schimmert)
|
herfstdraden [zomervamen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
19907 |
herfstsering |
floks:
flokse (Q098p Schimmert)
|
Herfstsering (Phlox paniculata L.). De bladeren zijn alle breed, meestal 2 cm of meer. De stengel is hoog, veelal 1 m of meer, tevens gevlekt, met talrijke, tot een dikke tros verenigde, bloemen. de kelkslippen zijn spits. De kroon heeft een lange buis en [N 92 (1982)]
III-2-1
|
24621 |
herfsttijloos |
naaksbloeier:
naaksjbleujer (Q098p Schimmert)
|
Herfststijloos (colchicum autumnale). Het is een knolgewas met bleek lila bloemen, die veel op die van een crocus lijken, maar aan de 3 draadvormige stijlen en de 6 meeldraden dadelijk te herkennen. De bloemen verschijnen in de herfst en de vruchten in he [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24877 |
herik |
albederf:
albederf (Q098p Schimmert),
-
albederf (Q098p Schimmert),
zemp:
zęmp (Q098p Schimmert),
-
zemp (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
herik (Sinapis arvensis L.) [DC 43 (1968)] || Sinapis arvensis L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland en in open bermen met goudgele bijeenstaande bloempjes en zaden in de vorm van zeer dunne opstaande boontjes. Het bloeit van mei tot september. De lengte varieert van 30 tot 80 cm. Het is ook bekend onder de oude naam krodde of wilde mosterd. Dit onkruid wordt vaak verward met knopherik (Raphanus raphanistrum L.), waar het sterk op lijkt. Knopherik komt meer voor op zandige akkers en bermen, terwijl de zaden groter zijn evenals de bloempjes, waarvan de kleur kan variëren van wit tot donkergeel en paars. Het bloeit van juli tot augustus en wordt 20 tot 60 cm hoog. Bij de opgaven wordt door een aantal informanten op dit verschil gewezen. Melm is droge akkergrond. Zie Goossens 1964; 1970 en 1988, 95-108. [N C, 2; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 17, 12; A 43, 12; monogr.]
I-5, III-4-3
|
34145 |
herkauwen |
nirken:
nerkǝ (Q098p Schimmert),
nerkǝn (Q098p Schimmert)
|
Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.]
I-11
|