e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kaaps viooltje kaaps viooltje: Kaaps viuulke (Schimmert) Kaapsviooltje (saintpaulia). Kas en kamerplant met violette of roze bloemen (violettekesplant, kaaps viooltje, poliake). [N 92 (1982)] III-2-1
kaardenbol kaardenbol: kaar bol (Schimmert, ... ), kam: kem (Schimmert), slechts in t meerv. gebruikelijk  (kem) (Schimmert), käm (Schimmert), WLD  kam (Schimmert, ... ) [N 92 (1982)]kaarddistel [SGV (1914)] || kaarddistel (VanDale: gew. ben.vd kaardebol) [SGV (1914)] || Weverskaarde (dipsacus fullonum 120 tot 150 cm groot. De plant heeft een krans van lange, rechtopstaande schutbladeren. De schutblaadjes steken uit boven het purperen blad en eindigen in buigzame of stijve stekels. Vroeger in Limburg gekweekt en daar we [N 92 (1982)] I-7, III-4-3
kaars kaars: kēͅrs (Schimmert) kaars [RND] III-2-1
kaarsenbak kaarsenbak: kĕrsebak (Schimmert) De houder, waarin brandende kaarsen gezet kunnen worden, meestal voor een heiligenbeeld [kaarsenbak?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kaarsendomper domper: domper (Schimmert), dover: dauver (Schimmert) Kapje met een steel om een kaarsvlam te doven (dover, domper, domphoorn) [N 79 (1979)] III-2-1
kaarsendover kaarsendomper: kèèrse-dômper (Schimmert) De kaarsenaansteker en -dover: een lange stok voorzien van een hoorntje om kaarsen te doven, en een aangehechte wasdraad om kaarsen aan te steken [domper, doofhoedje, kaarsenhoorntje, kaarsenaansteker?] . [N 96B (1989)] III-3-3
kaarsenpit wiek: wèèk (Schimmert) De katoenen draad in het midden van een kaars [pit, wiek, lemmet?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kaart die niet meetelt in het spel blinde, een ~: bling (Schimmert, ... ) Een kaart of kaarten die niet meetellen in het spel [bleuze, blanks, blanche]. [N 88 (1982)] III-3-2
kaart met prentje prentje: printje (Schimmert), printsje (Schimmert) Een kaart met een prentje erop [beeld, pop, prentje]. [N 88 (1982)] III-3-2
kaarten (ww.) kaarten: ka:rtə (Schimmert) kaarten [RND] III-3-2