22395 |
kaarten bijnemen |
afpakken:
aafpakke (Q098p Schimmert),
vreten:
frette (Q098p Schimmert)
|
Kaarten bijnemen [rafelen, fretten]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22386 |
kaarten voor geld |
voor geld spelen:
veur geld sjpeele (Q098p Schimmert)
|
Kaartspelen voor geld [tuisen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20802 |
kaas |
kaas:
kiès (Q098p Schimmert),
kééas (Q098p Schimmert)
|
kaas [RND], [SGV (1914)]
III-2-3
|
24442 |
kaasmijt |
made:
maaje (Q098p Schimmert),
mijt:
WLD
mīē-te (Q098p Schimmert)
|
mijt die leeft van (oude) kaas [N 26 (1964)]
III-4-2
|
22622 |
kaatsen |
met de prikkebal spelen:
mɛtə prikbal tə sjpelə (Q098p Schimmert),
prikken:
prikə (Q098p Schimmert)
|
kaatsen [RND]
III-3-2
|
22369 |
kaatsen (ballen) |
prikken:
prikke (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
Met een bal spelen [ballen, bollen, tossen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23212 |
kabouter |
alvermannetje:
havermenneke (Q098p Schimmert)
|
kabouter [SGV (1914)]
III-3-3
|
19751 |
kachel, stoof |
kachel:
kaxəl (Q098p Schimmert),
stoof:
štōf (Q098p Schimmert)
|
kachel [SGV (1914)]
III-2-1
|
31565 |
kachels zwarten |
potloden:
pǫtlūǝtǝ (Q098p Schimmert)
|
Kachels met behulp van kachelzwartsel of door (in)branden of lakken zwart maken. In Q 83 liet men vetkool roken waarna het daarbij gevormde zwartsel op de kachel werd uitgewreven. Ook in L 330 werd het zwartbronzé samen met lijnolie boven een kolen- of turfvuur verhit en vervolgens op de kachel uitgepoetst. [N 33, 313; N 7, 41c; L 5, 60b add.; monogr.]
II-11
|
31566 |
kachelzwartsel |
potlood:
po̜tlūet (Q098p Schimmert)
|
In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor de verschillende middelen die worden gebruikt om kachels zwart en glanzend te maken. Met potlood, grafiet in poedervorm, kunnen kachels glimmend worden opgepoetst. Kachelpoets en zebrakachelglans zijn poetsmiddelen om kachels mee op te wrijven en te laten glanzen. De steenpek (P 219) was volgens de invuller een soort steenkool die op het verwarmde ijzer gesmeerd werd om dit zwart te maken. [N 33, 313; N 7, 41b; L 5, 60b; monogr.]
II-11
|