e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kammen kammen: kumme (Schimmert), wie ich ⁄t wol kemme ging miene kamp kepot (Schimmert) kammen (ww.) [SGV (1914)] || Kammen. Toen ik ’t wou kammen ging mijn kam stuk. [DC 39 (1965)] III-1-3
kampen kampen: kampe (Schimmert), kavelen: kavele (Schimmert) Uitmaken wie de winnaar is bij gelijke stand [kamp, kavalen, kanteren]. [N 88 (1982)] III-3-2
kamperfoelie boswinde: boswin (Schimmert), WLD  boswínd (Schimmert) Wilde kamperfoelie (lonicera periclymenum 150 tot 300 cm grote klimplant met houtige stengels; de bladeren zijn tegenoverstaand en meestal gaafrandig; de bloemen staan in (schijn)kransen of hoofdjes met een lange kroonbuis, geelachtig wit of purperrood [N 92 (1982)] III-4-3
kan, maat van één liter kan: kan (Schimmert, ... ) de maat die een inhoud aangeeft van 1 liter [mengel, kan, kop] [N 91 (1982)] III-4-4
kanaal kanaal: kanaal (Schimmert), vaart: vāārt (Schimmert) een kunstmatige, gegraven, tamelijk brede waterweg (vaart, kanaal) [N 90 (1982)] III-3-1
kandeel grog: grok (Schimmert), kandeel: kandeel (Schimmert, ... ) kandeel; Hoe noemt U: Warme drank bereid uit wijn (bier, melk) met eierdooiers, suiker en kaneel, al of niet met wittebrood (kandeel, zuipen) [N 80 (1980)] III-2-3
kandelaar kandelaar: kandelère (Schimmert), luchter: luchter (Schimmert) Hoe noemt u een kandelaar? (kandelaber) [N 104 (2000)] || lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
kandelaar op het altaar luchter: lŭchters (Schimmert) De kandelaars, de kaarseluchters op het altaar [kèrseluchters, keëtseluëtersj]. [N 96A (1989)] III-3-3
kans kans: kans (Schimmert, ... ) De mogelijkheid, waarschijnlijkheid om te winnen of te verliezen [kans, hasard]. [N 88 (1982)] || kans: Als hij - ziet zal hij proberen je te bedriegen [DC 35 (1963)] III-1-4, III-3-2
kanthout refelhout: refǝlhǫwt (Schimmert) Het langwerpig stuk hout, met inkepingen aan beide uiteinden, gebruikt om een siernaad aan te brengen langs de kant van het leer. Zie afb. 78. [N 36, 34; N 36, 33; N 36, 32; Li 1963, 34] II-10