17756 |
kleine neus |
klein neusje:
klein nēͅske (Q098p Schimmert)
|
Dat kind heeft een klein neusje. [DC 37 (1964)]
III-1-1
|
21338 |
kleingeld |
kleingeld:
kleigeld (Q098p Schimmert),
klein geld (Q098p Schimmert),
pasgeld:
pasgeld (Q098p Schimmert)
|
Klein geld [pasgeld, snuistergeld?] [N 21 (1963)] || kleingeld [SGV (1914)]
III-3-1
|
20347 |
kleinkinderen |
kleinkind:
kleikind (Q098p Schimmert),
kleikènd (Q098p Schimmert)
|
kleinkind [SGV (1914)] || kleinkind, kleinkinderen [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
24450 |
kleinste dier van het nest |
krauwel:
WLD (eig. WNR: haak, drietand?)
de kràùwel (Q098p Schimmert),
kruppel:
krupel (Q098p Schimmert),
nestjongste:
nèsjòngstə (Q098p Schimmert)
|
Hoe noemt u het kleinste, jongste, zwakste dier van een nest [N 83 (1981)]
III-4-2
|
20348 |
kleinzoon |
kleinzoon:
kleinzoon (Q098p Schimmert)
|
kleinzoon [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
32681 |
klemmateriaal |
kijl:
kī.l (Q098p Schimmert),
kram(p):
kra.mp (Q098p Schimmert)
|
Met allerlei materialen werden kouter, voorschaar en voorsteun van de ploeg op de ploegbalk vastgezet. Hierdoor bleven deze onderdelen verwisselbaar of verstelbaar. Welk materiaal men gebruikte, blijkt uit de opgaven. [N 11, 31.III.b; N 11A, 140b]
I-1
|
18626 |
klep (van pet) |
klep:
klep (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
klep van een pet [luif, luifel] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18200 |
klepbroek |
klepbroek:
klepbrok (Q098p Schimmert)
|
broek met een sluitklep aan de voorkant [klepboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23215 |
klepel |
bengel:
bengel (Q098p Schimmert),
klepel:
klêpel (Q098p Schimmert)
|
De klepel van een klok [bengel?]. [N 96A (1989)] || klepel [SGV (1914)]
III-3-3
|
23462 |
klepklok |
klokje:
t klökske (Q098p Schimmert)
|
Hoe noemt men deze kleinste klok?. [N 96A (1989)]
III-3-3
|