33026 |
kolven afstropen |
afdoen:
āf˱dun (Q098p Schimmert)
|
De maïskolven ontdoen van de schutbladeren. Het object van de handeling is steeds maïskolven. [N Q, 22]
I-4
|
19615 |
kom |
komp:
koͅmp (Q098p Schimmert)
|
kom [SGV (1914)]
III-2-1
|
17813 |
komen |
komen:
kommen (Q098p Schimmert),
komə (Q098p Schimmert)
|
komen [RND], [SGV (1914)]
III-1-2
|
18835 |
komisch |
komisch:
komis (Q098p Schimmert),
vieze, een -:
vīēze (Q098p Schimmert)
|
lachwekkend omdat de tegenstelling tussen het gepretendeerde en het werkelijke doorzien wordt [komisch, vies] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18826 |
kommervol (zijn): kommer |
bezorgd:
bezŭrgd (Q098p Schimmert),
vol leed zijn:
vol leid zin (Q098p Schimmert)
|
vol leed en zorg [diepzinnig, kommervol] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20005 |
konijn |
konijn:
knien (Q098p Schimmert)
|
konijn [SGV (1914)]
III-2-1
|
24322 |
konijnenhol |
pijp:
piep (Q098p Schimmert),
pĭĕp (Q098p Schimmert),
WLD
’n pīēp (Q098p Schimmert)
|
Hoe noemt u het in de grond uitgegraven verblijf van een konijn (kneut, pijp, potje) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
21266 |
koning |
koning:
keuning (Q098p Schimmert),
køniŋ (Q098p Schimmert)
|
koning [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|
22518 |
koning en vrouw van een kleur in een hand |
stuk:
sjtuk (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
Koning en vrouw van één kleur in één hand [stuk]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
28400 |
koningin |
koningin:
kø̜neŋen (Q098p Schimmert),
moer:
mōr (Q098p Schimmert)
|
Het enige volmaakt vrouwelijke dier in een bijenkolonie. Geslachtelijk is de koningin gelijk aan de werkbij, maar in het larvestadium is de aanstaande koningin gevoed met hoogwaardige voedingsstoffen, de koninginnegelei, en de werkbij niet. In ieder volk is slechts één koningin aanwezig. Haar enige taak bestaat in het leggen van eieren. Zij kan bevruchte of onbevruchte eieren leggen. Uit de bevruchte eieren ontstaan werkbijen of eventueel koninginnen, uit de onbevruchte komen de darren. Een koningin kan een leeftijd van vier à vijf jaar bereiken. Is zij niet meer in staat eieren te leggen en daardoor nutteloos geworden voor de kolonie, dan wordt de oude koningin vervangen door een nieuwe. [N 63, 12d; S 3, L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 12; R 3, 42; Ge 37, 37; A 9, 3; monogr.]
II-6
|