e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kolven afstropen afdoen: āf˱dun (Schimmert) De maïskolven ontdoen van de schutbladeren. Het object van de handeling is steeds maïskolven. [N Q, 22] I-4
kom komp: koͅmp (Schimmert) kom [SGV (1914)] III-2-1
komen komen: kommen (Schimmert), komə (Schimmert) komen [RND], [SGV (1914)] III-1-2
komisch komisch: komis (Schimmert), vieze, een -: vīēze (Schimmert) lachwekkend omdat de tegenstelling tussen het gepretendeerde en het werkelijke doorzien wordt [komisch, vies] [N 85 (1981)] III-1-4
kommervol (zijn): kommer bezorgd: bezŭrgd (Schimmert), vol leed zijn: vol leid zin (Schimmert) vol leed en zorg [diepzinnig, kommervol] [N 85 (1981)] III-1-4
konijn konijn: knien (Schimmert) konijn [SGV (1914)] III-2-1
konijnenhol pijp: piep (Schimmert), pĭĕp (Schimmert), WLD  ’n pīēp (Schimmert) Hoe noemt u het in de grond uitgegraven verblijf van een konijn (kneut, pijp, potje) [N 83 (1981)] III-4-2
koning koning: keuning (Schimmert), køniŋ (Schimmert) koning [RND], [SGV (1914)] III-3-1
koning en vrouw van een kleur in een hand stuk: sjtuk (Schimmert, ... ) Koning en vrouw van één kleur in één hand [stuk]. [N 88 (1982)] III-3-2
koningin koningin: kø̜neŋen (Schimmert), moer: mōr (Schimmert) Het enige volmaakt vrouwelijke dier in een bijenkolonie. Geslachtelijk is de koningin gelijk aan de werkbij, maar in het larvestadium is de aanstaande koningin gevoed met hoogwaardige voedingsstoffen, de koninginnegelei, en de werkbij niet. In ieder volk is slechts één koningin aanwezig. Haar enige taak bestaat in het leggen van eieren. Zij kan bevruchte of onbevruchte eieren leggen. Uit de bevruchte eieren ontstaan werkbijen of eventueel koninginnen, uit de onbevruchte komen de darren. Een koningin kan een leeftijd van vier à vijf jaar bereiken. Is zij niet meer in staat eieren te leggen en daardoor nutteloos geworden voor de kolonie, dan wordt de oude koningin vervangen door een nieuwe. [N 63, 12d; S 3, L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 12; R 3, 42; Ge 37, 37; A 9, 3; monogr.] II-6