e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruisheer kruisheer: kruushièer (Schimmert) Een Kruisheer [Kruushier]. [N 96D (1989)] III-3-3
kruisje aan een kettinkje halskruisje: halskruutske (Schimmert) Een kruisje, aan een kettinkje om de hals gedragen. [N 96B (1989)] III-3-3
kruisje van de rozenkrans kruisje: kruutske (Schimmert) Het kruisje aan de rozenkrans. [N 96B (1989)] III-3-3
kruiskruid sint-jansbloem: WLD  StJans blōōm (Schimmert), sint-janskruid: St Janskroet (Schimmert) Kruiskruid (senecio 5 tot 50 cm groot. De bladeren zijn bochtig veerspletig, kaal of licht spinnewebachtig behaard; de bloemen staan in kleine, langwerpige hoofdjes, straalbloemen ontbreken, de schijfbloemen ontbreken; omwindselblaadjes met zwarte top ( [N 92 (1982)] III-4-3
kruisprocessie kruisprocessie (<lat.): kruutsprocessie (Schimmert), kry.spərsɛsə (Schimmert) De processie die tijdens de kruisdagen gehouden wordt voor een goede oogst, de kruisprocessie . [N 96C (1989)] || kruisen [RND] III-3-3
kruisspin kruisspin: WLD uitspraak sch van schön  kruus-schpin (Schimmert) kruisspin, spin met wit kruis op de rug die radvormig web maakt [N 26 (1964)] III-4-2
kruisstaal kruisijzer: krȳs˱īzǝr (Schimmert), krȳts˱īzǝr (Schimmert), ritser: retsǝr (Schimmert), rooier: rujǝr (Schimmert) Stalen werktuig om evenwijdig lijnen op het materiaal te trekken. Het bestaat doorgaans uit een ronde stang waarbij aan één uiteinde een haakse stalen pin is bevestigd. Op de stang is verder een verplaatsbare aanslag aangebracht die met een schroef of vleugelmoer kan worden vastgezet. Wanneer de aanslag langs de kant van het werkstuk wordt voortbewogen, krast de stalen pin een evenwijdig aan de rand lopende lijn in het materiaal. Er bestaat ook een uitvoering waarbij aan één uiteinde van de ronde stang een vastzittend klein wieltje is bevestigd, terwijl op de stang een draaibaar, groter wieltje is aangebracht. Het kleine wieltje wordt langs de zijkant van het werkstuk geschoven, het grote dient om de evenwijdig aan de rand lopende lijn af te tekenen. Zie ook afb. 75. [N 33, 264; N 64, 81a; N 66, 2a] II-11
kruisteken kruisteken: kruusteiken (Schimmert) Een kruisteken [kruis, krèùs/kröös, kruus, kruuts, kruusteiken?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kruisverband kruisverband: krȳs˲vǝrbant (Schimmert) Metselverband dat doorgaans wordt toegepast bij muren dikker dan een halve steen. Zie ook afb. 39. Het verband is als volgt opgebouwd: eerste laag: drieklezoor, kop, strek, strek, strek; tweede laag: koppenlaag; derde laag: drieklezoor, strek, strek, strek, enz. (Westra, pag. 19). De volgorde van de verschillende lagen kan variëren. [N 31, 24d; N 31, 24e; monogr.] II-9
kruisverering kruisverering: de krūūtsverĕĕring (Schimmert) Het gebruik om op Goede Vrijdag de relikwie van het Heilig Kruis te kussen, de Kruisverering. [N 96C (1989)] III-3-3