19105 |
kwezel |
kwezel:
kwezel (Q098p Schimmert)
|
Een bidziel, bidmens, kwezel, overdreven vrome persoon. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23736 |
kwezelachtig |
kwezelachtig:
kwezelêchtig (Q098p Schimmert)
|
Kwezelachtig. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17692 |
kwijl |
zever:
zeiver (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
zeivər (Q098p Schimmert)
|
Kwijl: uit de mond lopend speeksel (zever, kwijl). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
21833 |
kwinkslag |
leuke slag:
eine leuke sjlaag (Q098p Schimmert),
slag:
enne schlāāg (Q098p Schimmert)
|
een grappig, koddig gezegde [slag, dreun] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19980 |
kwispelstaarten |
kwispelen:
kwispèle (Q098p Schimmert),
kwispələ (Q098p Schimmert),
met de staart kwispelen:
mit de schtart kwispele (Q098p Schimmert)
|
Hoe noemt u de staart heen en weer bewegen, als teken van vriendschap, gezegd van honden (kwispelen, kwipselen, kwipselstaarten, kwispelstaarten) [N 83 (1981)] || kwispelstaarten [SGV (1914)]
III-2-1
|
21668 |
kwitantie |
kwitantie:
ein kwitantie (Q098p Schimmert),
’n kwitantie (Q098p Schimmert)
|
kwitantie, bewijs van schulddelging [N 21 (1963)]
III-3-1
|
23580 |
kyrie eleison |
kyrie:
hed kyrie (Q098p Schimmert)
|
Het "vaste gezang"aan het begin van de mis, het "Kyrie eleison". [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24925 |
laag grond |
laag:
ein loag (Q098p Schimmert),
laog (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
laag grond:
⁄n láŏg grônd (Q098p Schimmert),
lodder:
lödder (Q098p Schimmert)
|
laag (znw.) [SGV (1914)] || laag grond [laag, scheel, bank] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33081 |
laag schoven op de wagen |
ring:
reŋk (Q098p Schimmert)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
33659 |
laaggelegen weidegrond |
broek:
brōk (Q098p Schimmert)
|
Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|