17647 |
lies |
lies:
lies (Q098p Schimmert),
lieze (Q098p Schimmert),
liēēs (Q098p Schimmert)
|
lies [SGV (1914)] || lies, liezen [den dunne, lieze, lieses] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24343 |
lieveheersbeestje |
smoutwormpje:
šmoutwurmpke (Q098p Schimmert)
|
lieveheersbeestje [Roukens 03 (1937)]
III-4-2
|
24568 |
lievevrouwebedstro |
bedstro:
WLD
bed-schtreû (Q098p Schimmert),
lievevrouwebedstro:
leve vrouwe bèd streù (Q098p Schimmert)
|
Onzelievevrouwebedstro (asperula odorata 10 tot 30 cm groot. De stengels zijn glad, de bladeren staan in kransen van 6 tot 8 lancet- tot spatelvormige bladeren, ze zijn vrij breed en puntig, de bladrand is meestal wat ruw; de bloemen staan in lang geste [N 92 (1982)]
III-4-3
|
17816 |
liggen |
liggen:
likke (Q098p Schimmert)
|
liggen [SGV (1914)]
III-1-2
|
33474 |
liggend dakvenster |
dakvenstertje:
dāk˲venstǝrkǝ (Q098p Schimmert)
|
Een dakvenster is een liggend raampje op het dak dat meestal geopend kan worden en dat dient ter belichting en beluchting van de zolder, ook wel als toegang tot het dak bij bijv. reparaties of om door naar buiten te kijken. Het is meestal te klein om hooi door te laten, maar grotere vensters kunnen wel daartoe dienen (zie het lemma "hooivenster", 3.4.5). [N 4A, 45c; monogr.]
I-6
|
30144 |
liggende rollaag |
rollaag:
rǫllǭx (Q098p Schimmert)
|
Muurafdekking in de vorm van een laag op hun kant liggende metselstenen. Woordtypen als 'halfsteens rollaag' (L 289, Q 111), 'halfsteense rollaag' (L 290, L 291, L 382, Q 99*, Q 121) en 'steensrollaag' (Q 39) verwijzen naar de hoogte van de rollaag. [N 31, 23d; monogr.]
II-9
|
24485 |
liguster |
liguster:
legister (Q098p Schimmert),
WLD
legŭster (Q098p Schimmert),
ligustrum:
legistrum (Q098p Schimmert)
|
De liguster; een struik van 1-4 m hoogte met grauwe opgerichte takken, heeft witte bloemen en zware kogelvormige erwt-grote bessen; zeer bekend als haagplant (merekenspalm, theeboom, mondhout, heggesering). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18831 |
lijden |
deronder lijden:
dronder lieje (Q098p Schimmert),
lijden:
lieje (Q098p Schimmert),
liēje (Q098p Schimmert)
|
een onaangename toestand verduren [lijden, onderstaan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20443 |
lijkbaar |
baar:
de bāār (Q098p Schimmert)
|
De lijkbaar [liechebaar, baar]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20464 |
lijkbidder |
lijkbidder:
lijkbidder (Q098p Schimmert)
|
het overlijden aanzeggen; wat is de benaming voor de persoon die dat deed? [VC 30 (1964)]
III-2-2
|