e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

Gevonden: 6515
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beestachtig persoon; beestachtig deugniet: vraag 400 is een dubbel bestand (2 x 115) waaruit twee lemmata vervaardigd moeten worden: "beestachtig (van karakter)"; "beestachtig persoon  deugeneet (Schimmert), onbeschoft: onbeschôft (Schimmert), sakker: vraag 400 is een dubbel bestand (2 x 115) waaruit twee lemmata vervaardigd moeten worden: "beestachtig (van karakter)"; "beestachtig persoon  sakker (Schimmert) met een zeer slecht, beestachtig karakter [sakkers] [N 85 (1981)] || zich zeer slecht gedragen, zich als een beest gedragen [beesten, opspelen, wallebak-ken, brakken] [N 85 (1981)] III-1-4
beet, hap beet: beet (Schimmert), bof: boef (Schimmert), bòəf (Schimmert), hap: hap (Schimmert, ... ) hap; Hoe noemt U: Zoveel als men in één keer afbijt of in de mond neemt (hap, beet, knap, kneuvel) [N 80 (1980)] || lusten; Hoe noemt U: Houden van een bepaald soort eten of drinken; zin hebben in eten of drinken (lusten, mogen) [N 80 (1980)] III-2-3
bef bavette (fr.): bavet (Schimmert), bef: bef (Schimmert, ... ), befje: befke (Schimmert) bef [bavetje, sammezetje, bandje] [N 23 (1964)] III-1-3
begeerlijk begeerlijk: begärlik (Schimmert) begeerlijk [SGV (1914)] III-1-4
begeleider van het baldakijn schutten: ?  schŭtte (Schimmert) De begeleiders van de hemel, bijvoorbeeld vier leden van de schutterij [hiëmelwach]. [N 96C (1989)] III-3-3
begeren begeren: begere (Schimmert), gaarne hebben: cf. VD s.v. "geer"= lust, begeerte  geer hübbe (Schimmert), wensen: winsche (Schimmert), zich spitsen op: ŏp schpitze (Schimmert, ... ) een groot verlangen naar iets, een sterke wens [geerte, geer] [N 85 (1981)] || sterk verlangend [hebbelijk, begeerlijk, begierig, begerig] [N 85 (1981)] || sterk wensen, verlangen koesteren naar [begeren, geren, lusten] [N 85 (1981)] III-1-4
begerig begerig: begerig (Schimmert), begärig (Schimmert) begeerig [SGV (1914)] || sterk verlangend [hebbelijk, begeerlijk, begierig, begerig] [N 85 (1981)] III-1-4
begijn begijn: begien (Schimmert) De bewoonster van een begijnhof [begien]. [N 96D (1989)] III-3-3
beginvoor, -voren aanslag: ānšlāx (Schimmert) Naar gelang de ploegwijze en de soort van ploeg kan men de eerste voor of voren ofwel in het midden ofwel aan de zijkant(en) van de akker ploegen. In dit lemma zijn de termen verzameld die als benaming voor de beginvoren (of -voor) in het algemeen werden opgegeven of als zodanig konden worden uitgelegd. Dit laatste is het geval met het woordtype aanscheut, voorzover dat werd gegeven n.a.v. de vraag naar "rug, verhoogd middendeel" (JG 1a + 1b). Blijkens opgaven van dat type uit de beide andere bronnen beperkt deze term zich niet tot de beginvoren in het midden. Hij komt inhoudelijk overeen met aanslag, aanwerk, aantrek e.d. waarmee niet zozeer de eerste voor of voren als zodanig, als wel het ploegen daarvan, het aanvangswerk bedoeld wordt. Omgekeerd is het type rug, dat n.a.v. de vraag naar "de eerste voor die de boer ploegt" (N 11, 60), niet hier maar in het volgende lemma opgenomen. Het bij enkele plaatsen vermelde aantal voren heeft betrekking op de aanscheut die in het midden van de akker gemaakt is. Voor voor zie men het lemma ploegvoor. [JG 1a + 1b] I-1
begonia begonia: begonia (Schimmert, ... ) Welke dialectbenamingen hebt u voor de verschillende potplanten en snijbloemen voor de koude kas: begonia gracilis [N 73 (1975)] || Welke dialectbenamingen hebt u voor de verschillende potplanten en snijbloemen voor de koude kas: begonia rese (bladbegonia) [N 73 (1975)] III-2-1