19140 |
beestachtig persoon; beestachtig |
deugniet:
vraag 400 is een dubbel bestand (2 x 115) waaruit twee lemmata vervaardigd moeten worden: "beestachtig (van karakter)"; "beestachtig persoon
deugeneet (Q098p Schimmert),
onbeschoft:
onbeschôft (Q098p Schimmert),
sakker:
vraag 400 is een dubbel bestand (2 x 115) waaruit twee lemmata vervaardigd moeten worden: "beestachtig (van karakter)"; "beestachtig persoon
sakker (Q098p Schimmert)
|
met een zeer slecht, beestachtig karakter [sakkers] [N 85 (1981)] || zich zeer slecht gedragen, zich als een beest gedragen [beesten, opspelen, wallebak-ken, brakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20487 |
beet, hap |
beet:
beet (Q098p Schimmert),
bof:
boef (Q098p Schimmert),
bòəf (Q098p Schimmert),
hap:
hap (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
hap; Hoe noemt U: Zoveel als men in één keer afbijt of in de mond neemt (hap, beet, knap, kneuvel) [N 80 (1980)] || lusten; Hoe noemt U: Houden van een bepaald soort eten of drinken; zin hebben in eten of drinken (lusten, mogen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18536 |
bef |
bavette (fr.):
bavet (Q098p Schimmert),
bef:
bef (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
befje:
befke (Q098p Schimmert)
|
bef [bavetje, sammezetje, bandje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18886 |
begeerlijk |
begeerlijk:
begärlik (Q098p Schimmert)
|
begeerlijk [SGV (1914)]
III-1-4
|
23868 |
begeleider van het baldakijn |
schutten:
?
schŭtte (Q098p Schimmert)
|
De begeleiders van de hemel, bijvoorbeeld vier leden van de schutterij [hiëmelwach]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18885 |
begeren |
begeren:
begere (Q098p Schimmert),
gaarne hebben:
cf. VD s.v. "geer"= lust, begeerte
geer hübbe (Q098p Schimmert),
wensen:
winsche (Q098p Schimmert),
zich spitsen op:
ŏp schpitze (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
een groot verlangen naar iets, een sterke wens [geerte, geer] [N 85 (1981)] || sterk verlangend [hebbelijk, begeerlijk, begierig, begerig] [N 85 (1981)] || sterk wensen, verlangen koesteren naar [begeren, geren, lusten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18997 |
begerig |
begerig:
begerig (Q098p Schimmert),
begärig (Q098p Schimmert)
|
begeerig [SGV (1914)] || sterk verlangend [hebbelijk, begeerlijk, begierig, begerig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24092 |
begijn |
begijn:
begien (Q098p Schimmert)
|
De bewoonster van een begijnhof [begien]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
32716 |
beginvoor, -voren |
aanslag:
ānšlāx (Q098p Schimmert)
|
Naar gelang de ploegwijze en de soort van ploeg kan men de eerste voor of voren ofwel in het midden ofwel aan de zijkant(en) van de akker ploegen. In dit lemma zijn de termen verzameld die als benaming voor de beginvoren (of -voor) in het algemeen werden opgegeven of als zodanig konden worden uitgelegd. Dit laatste is het geval met het woordtype aanscheut, voorzover dat werd gegeven n.a.v. de vraag naar "rug, verhoogd middendeel" (JG 1a + 1b). Blijkens opgaven van dat type uit de beide andere bronnen beperkt deze term zich niet tot de beginvoren in het midden. Hij komt inhoudelijk overeen met aanslag, aanwerk, aantrek e.d. waarmee niet zozeer de eerste voor of voren als zodanig, als wel het ploegen daarvan, het aanvangswerk bedoeld wordt. Omgekeerd is het type rug, dat n.a.v. de vraag naar "de eerste voor die de boer ploegt" (N 11, 60), niet hier maar in het volgende lemma opgenomen. Het bij enkele plaatsen vermelde aantal voren heeft betrekking op de aanscheut die in het midden van de akker gemaakt is. Voor voor zie men het lemma ploegvoor. [JG 1a + 1b]
I-1
|
20103 |
begonia |
begonia:
begonia (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
Welke dialectbenamingen hebt u voor de verschillende potplanten en snijbloemen voor de koude kas: begonia gracilis [N 73 (1975)] || Welke dialectbenamingen hebt u voor de verschillende potplanten en snijbloemen voor de koude kas: begonia rese (bladbegonia) [N 73 (1975)]
III-2-1
|