e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
limonade limonade: limmenaad (Schimmert) limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)] III-2-3
lindeblad lindeblad: lingeblaad (Schimmert) lindeblad [SGV (1914)] III-4-3
liniaal liniaal: liniaal (Schimmert, ... ), regel: reigel (Schimmert, ... ) een dunne rechte lat met een maatverdeling om er lijnen langs te trekken [liniaal, linie, regel, regelet] [N 90 (1982)] || liniaal [SGV (1914)] III-3-1
linkerkant van het paard nademekant: nǭdǝmǝkant (Schimmert) Kant waar de voerman het paard leidt. [N 8, 9 en 10] I-9
linnen, linnengoed lijnen: linǝ (Schimmert), lijnen stof: linǝ štuf (Schimmert) Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.] II-7
lintvoeg lintvoeg: lent˲[voeg] (Schimmert) Horizontale voeg. Zie ook afb. 41. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(voeg)' het lemma 'Voeg'. [N 32, 29b; monogr.] II-9
lip lip: lup (Schimmert, ... ), løp (Schimmert) lip [DC 01 (1931)], [RND], [SGV (1914)] III-1-1
lis (alg.) lis: lis (Schimmert, ... ), WLD  lis (Schimmert), waterlelie: WLD  waterlelie (Schimmert) Duitse lis (iris germanica). De bloemen zijn blauw, alle 6 de bloemdekslippen zijn ongeveer even lang, de binnenste met een dichte rij gele haren (lits, lis, liesel, waterlelie, kaars). [N 92 (1982)] || Gele lis (iris pseudacorus). Een 40 tot 120 cm grote plant met een zeer dikke, kruipende wortelstok; de bladeren zijn zwaardvormig; de bloemen hebben 6 gele bloemdekbladeren, de 3 buitenste groot, bruin gestreept, de 3 binnenste klein, rechtopstaand, 3 me [N 92 (1982)] III-4-3
lisdodde kolfsriet: WLD  kôlfsríet (Schimmert), wolfsstaart: wolfsjtart (Schimmert) Grote lisdodde (typha latifolia een 100 tot 250 cm hoge plant. De bladeren zijn tot 2 cm breed; de bloemen bevinden zich in cilindervormige aren, eenslachtig, de mannelijke bovenaan, vlak daaronder de vrouwelijke, de bloemdekbladeren ontbreken. Bloeitij [N 92 (1982)] III-4-3
lispelen (slissen) lispelen: Van Dale: lispelen, 1. de s en z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken; - 2. met onduidelijke, zwakke stem uiten, fluisteren.  lispele (Schimmert, ... ) de s en de z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken [lispelen, tispelen, strisselen] [N 87 (1981)] III-3-1