20430 |
begrafenis |
begrafenis:
begrafenis (Q098p Schimmert),
begraffenis (Q098p Schimmert),
begrêffenīs (Q098p Schimmert)
|
begrafenis [SGV (1914)] || de gezamenlijke handelingen en plechtigheden waarmee een dode ter aarde besteld wordt [begrafenis, uitvaart, begankenis, zinking, leuves, geuves] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20434 |
begrafenismaal |
koffietafel:
de koffietāōfel (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
het begrafenismaal [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20431 |
begraven |
begraven:
begrave (Q098p Schimmert),
eine begrave (Q098p Schimmert)
|
een dode begraven [graven, zinken, begraven] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18807 |
begrijpen |
begrijpen:
begriepe (Q098p Schimmert),
begriēpe (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
het vermogen om iets te begrijpen [begrip, begrijp] [N 85 (1981)] || met het verstand vatten, begrijpen [kennen, omvatten, begrijpen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18798 |
begrip, besef |
begrip:
begriep (Q098p Schimmert),
begrip (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
benul:
benul (Q098p Schimmert),
benŭl (Q098p Schimmert),
verstand:
versjtand (Q098p Schimmert)
|
besef (hij heeft er geen ~ van) [SGV (1914)] || een bewuste, duidelijke voorstelling [benul, belul, besef] [N 85 (1981)] || het vermogen om iets te begrijpen [begrip, begrijp] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22669 |
beiaard |
carillon (fr.):
carillon (Q098p Schimmert),
klokkenspel:
klokkespel (Q098p Schimmert)
|
Het geheel van zuiver gestemde klokken die door een klavier bespeeld kunnen worden [klokkenspel, beiaard, carillon]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
33776 |
beide beenderen van de onderkaak |
geschaar:
gǝsxēǝr (Q098p Schimmert),
schaar:
sxēr (Q098p Schimmert)
|
De scha(a)r(en) of het geschaar vormen de beide takken van de onderkaak van een paard en de uitwendige holte in het achterste gedeelte daarvan. Zie afbeelding 2.11. [JG 1a, 1b; N 8, 30]
I-9
|
32737 |
beide panden van een uiteengeploegde akker |
kanten:
kɛnt (Q098p Schimmert)
|
Het uiteenploegen van een akker levert, als men de keerstroken buiten beschouwing laat, twee even grote stroken op aan weerskanten van de eindvoor in het midden. Uiterlijk is er overeenkomst met het ploegen in panden. Voor deze, afzonderlijk te ploegen delen van een akker zie men echter het vorige lemma. [N 11, 54; N 11A, 121f]
I-1
|
22906 |
beieren |
beieren:
beīeren (Q098p Schimmert)
|
Hoe zegt men : de klokken beieren?. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24301 |
bek |
muil:
moel (Q098p Schimmert),
mŏĕl (Q098p Schimmert),
WLD
de moĕll (Q098p Schimmert)
|
Hoe noemt u de bek van een dier (muil, bakkes) [N 83 (1981)]
III-4-2
|