18129 |
mazelen |
mazeren:
mazere (Q098p Schimmert)
|
mazelen [SGV (1914)]
III-1-2
|
18235 |
medaillon |
medaillon:
medaillon (Q098p Schimmert),
medaljon (Q098p Schimmert)
|
rond, ovaal- of hartvormig sieraad waarin een portretje of iets dergelijks bewaard wordt [medaillon, mejonneke, boot, coulant] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
23744 |
medaillon met lam gods |
lam gods:
Lam Gäöts (Q098p Schimmert)
|
Een hartvormig medaillon van was, waarop een lam met kruisvaan is afgebeeld. Dit medaillon werd gedragen [Agnus Dei, Lam Gods?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18855 |
medelijden |
compassie:
kompassie (Q098p Schimmert),
metlijden:
mit lieje (Q098p Schimmert)
|
een gevoel van smart over het leed van andere mensen [medelijden, kompassie, deernis, deer] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23682 |
meditatie |
meditatie (<fr.):
méditatie (Q098p Schimmert)
|
Een meditatie, geestelijke overweging. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24421 |
meelmijt |
meelmijt:
WLD
mĕĕl-miet (Q098p Schimmert)
|
mijt die in vochtig meel leeft [N 26 (1964)]
III-4-2
|
33150 |
meelschepje |
meelpan:
mɛ̄lpan (Q098p Schimmert)
|
Een houten vat voorzien van een steel dat diende om droog meel te scheppen. Vergelijk de lemma''s ''graanschop, schepschop'' (6.3.13) en ''graanschep'' (6.3.15). [N 18, 9b]
I-4
|
24422 |
meelworm, larve van de meeltor |
meelworm:
meelworm (Q098p Schimmert),
WLD
mĕĕlworm (Q098p Schimmert)
|
meeltor-larve, wormpje dat in (oude) meelvoorraden voorkomt [meelworm] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
32759 |
meer dan een spade diep spitten |
diep omgraven:
dēp˱ omgrãvǝ (Q098p Schimmert)
|
Om de ondergrond los te maken of naar boven te halen, moet men dieper spitten dan normaal. Men kan dan bij het graven van een voor op elke "bovenste" steek een diepere steek laten volgen, ofwel een gewone voor spitten om deze vervolgens dieper uit te steken. [N 11, 66; N 11A, 148c + d; N 27, 10a add.]
I-1
|
34229 |
meer melk gaan geven |
bijkomen:
bikǫmǝ (Q098p Schimmert)
|
[N 3A, 68]
I-11
|