21288 |
melkboer |
melkerd:
mɛləkərt (Q098p Schimmert)
|
melkboer [RND]
III-3-1
|
24808 |
melkdistel |
distel:
WLD
distel (Q098p Schimmert),
zuurmelk:
zoer melk (Q098p Schimmert),
zoermelk (Q098p Schimmert)
|
Melkdistel (sochus oleraceus 20 tot 100 cm groot. De bladeren zijn meestal ingesneden en de stengel omvattend, zacht stekelig getand, dofgroen van kleur. De bloemhoofdjes zijn klein, de bloemen zijn lichtgeel. Bloeitijd van juni tot oktober (zijdistel, [N 92 (1982)] || Melkdistel (Sochus oleraceus) [N 92 (1982)]
I-7, III-4-3
|
33778 |
melkgebit |
veulenstanden:
vø̄lǝstɛŋ (Q098p Schimmert)
|
Tot twee en een half à drie jaar hebben de paarden een melkgebit of veulenstanden. De twee middelste snijtanden komen door in de eerste levensweek van het veulen (soms zijn ze bij de geboorte al aanwezig), binnen een maand of zes weken gevolgd door de snijtanden ernaast. De twee laatste snijtanden volgen tussen de zes en negen maanden, waarna het melkgebit compleet is. De veulenstanden zijn wit van kleur in tegenstelling tot het wat gelige vast gebit en lopen naar de basis toe in een punt uit. [JG 1a, 1b; N 8, 18a]
I-9
|
34079 |
melkgebit van kalveren |
kalvertanden:
kalvǝrtɛŋ (Q098p Schimmert),
kau̯vǝrtɛŋ (Q098p Schimmert)
|
[N 3A, 108a]
I-11
|
34346 |
melkgift van de zeug |
zog:
zox (Q098p Schimmert)
|
[N 19, 20]
I-12
|
19514 |
melkkannetje |
melkkan:
melkkan (Q098p Schimmert),
melkkannetje:
mèlk-kenke (Q098p Schimmert)
|
melkkannetje waaruit men aan tafel melk schenkt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
34129 |
melkkoe |
melkkoe:
mɛlkō (Q098p Schimmert)
|
Koe die geschikt is voor melkproductie. [N 3A, 148]
I-11
|
34386 |
melkschaap |
melkschaap:
mɛlǝkšǭp (Q098p Schimmert)
|
Schaap van een ras dat vooral goed is voor de melk. [N 77, 1f; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34098 |
melkspiegel |
melkspiegel:
mɛlkšpēgǝl (Q098p Schimmert)
|
Plaats achter de uier waar de haren in de verkeerde richting liggen. [N 3A, 118d]
I-11
|
34227 |
melkstoeltje |
melkstoel:
męlkštōl (Q098p Schimmert),
mɛlkštōl (Q098p Schimmert)
|
Houten krukje met drie of vier poten waarop men zit bij het melken van de koeien. Zie afbeelding 10. [A 9, 13; A 42, 18a; JG 1d; monogr.]
I-11
|