18932 |
beredderen |
beredderen:
bereddere (Q098p Schimmert),
bérèddéré (Q098p Schimmert),
opknappen:
opknappe (Q098p Schimmert)
|
beredderen [SGV (1914)] || zaken in orde brengen, zorgen dat iets goed loopt [betimperen, betrekken, kwijten, beredderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24918 |
bergtop |
spits:
schpíts (Q098p Schimmert),
sjpits (Q098p Schimmert),
top:
de tup (Q098p Schimmert),
tòp (Q098p Schimmert)
|
top van een berg [spits, piek] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24916 |
bergx |
bergen (mv.):
mv.!
béérəch (Q098p Schimmert)
|
berg (bergen) [RND]
III-4-4
|
21527 |
bericht |
bericht:
ein berich (Q098p Schimmert),
tijding:
tiejing (Q098p Schimmert)
|
een mondeling of schriftelijk overgebrachte mededeling, inlichting [tijding, ting, weet, bericht] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19540 |
berkenbezem |
berkenbezem:
birke bessem (Q098p Schimmert),
bezem:
bessem (Q098p Schimmert)
|
bezem gemaakt van berketwijgjes (rijsbezem, berkenbezem, berkenboender) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
24580 |
bernagie |
bernagiekruid:
bernagie kroet (Q098p Schimmert),
boerinnetje:
boerinneke (Q098p Schimmert)
|
Bernagie (borrago officinalis). Forse, soms 50 cm hoge plant met grote blauwe, soms witte bloemen als vijfpuntige sterren, waaruit 5 lange, tegen elkaar gedrukte helmknoppen als een snavel vooruitsteken. Grote witachtige kroonschubben. De onderste bladere [N 92 (1982)]
III-4-3
|
18060 |
beroerte |
beslag:
beschlââg (Q098p Schimmert),
besjlaag (Q098p Schimmert),
bəsjláág (Q098p Schimmert)
|
Beroerte: verlamming veroorzaakt door uitstorting van bloed in de hersenen (beroerte, beslag, aantok, slag). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
26051 |
berrie |
karboom:
(mv)
karbø̜i̯m (Q098p Schimmert)
|
Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20]
I-13
|
33443 |
beschermstenen of -palen |
schampstenen:
šāmpštɛi̯n (Q098p Schimmert)
|
Beschermstenen van natuursteen of dikke houten beschermpalen (soms ook wel van ijzer) worden geplaatst schuin tegen zijkanten van poorten en tegen hoeken van muren of tegen brugleuningen om beschadigingen door voertuigen te voorkomen. Bij boerderijen komen ze vooral voor aan schuurpoorten en ingangspoorten (van de gesloten hoeve). Soms dienen de stenen of palen ook als steun voor de muur waartegen ze rusten. Meervoudige opgaven benoemen de beide beschermstenen of -palen aan weerskanten van een opening. Zie ook afbeelding 18.a bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 43a; monogr.; add. uit N 4A, 42f]
I-6
|
20522 |
beschimmeld |
beschimmeld:
v-tj op de a van broad
beschummelt brŏad (Q098p Schimmert)
|
beschimmeld; Hoe noemt U: Met schimmel bedekt, gezegd van een brood [N 80 (1980)]
III-2-3
|