19299 |
nutteloze arbeid verrichten |
onnodig werk doen:
onneudig werk doon (Q098p Schimmert),
werk zoeken:
wérkzĕŭke (Q098p Schimmert)
|
nutteloze arbeid verrichten [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18334 |
nylonkous |
nylon:
nylons (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
nylonkousen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18938 |
obstakel |
ongerief:
ongereef (Q098p Schimmert),
ungerēēf (Q098p Schimmert)
|
iets dat het tot een einde brengen van een handeling in de weg staat [ongerief, mishand] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24903 |
ochtend (vanmorgen |
de tijdsduur van het aanbreken van de dag tot 12 uur s middags [morgend, morgen, voornoen, ochtend]:
mörgə (Q098p Schimmert),
mûrge (Q098p Schimmert),
⁄s morgens (Q098p Schimmert),
ochtend:
(Boven de o hoort nog een boogje te staan).
⁄s mörges (Q098p Schimmert)
|
s morgens) [N 91 (1982)], [SGV (1914)]
III-4-4
|
23936 |
octaaf |
octaaf (<fr.):
de octaaf (Q098p Schimmert)
|
Een octaaf, periode van 8 dagen ter viering van een groot kerkelijk feest. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24947 |
oever |
boord:
boaw (Q098p Schimmert),
kant:
de kant (Q098p Schimmert),
de kânt (Q098p Schimmert),
kant (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert,
Q098p Schimmert),
kàànt (Q098p Schimmert),
talud:
talluu (Q098p Schimmert)
|
oever [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || oever, zoom van het land aan elk van de beide zijden van het water van een rivier, meer enz [kant, wal] [N 81 (1980)] || oeverhelling [SGV (1914)]
III-4-4
|
23636 |
offerande |
offerande (<fr.):
offerande (Q098p Schimmert)
|
De offerande, het offertorium [offeróng?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23408 |
offerblok |
offerstok:
offerschtok (Q098p Schimmert)
|
Het metalen (vroeger houten) kastje, aangebracht bij de kerkuitgan(en) en/of bij een heiligenbeeld, waarin men geld kan deponeren [godsblik, offerstok, offerblok, offerbus, offerkist?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23639 |
offergang |
offergang:
offergank (Q098p Schimmert)
|
De offergang, rondgang van de gelovigen rond het offerblok [offergank?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23409 |
offergeld |
offergeld:
offergeld (Q098p Schimmert)
|
Het geld dat men in het offerblok stopt [offergeld?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|