e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
processie door het veld veldprocessie (<lat.): veld-processie (Schimmert) Een processie door het veld, bedeweg, bidweg. [N 96C (1989)] III-3-3
processie van maria-hemelvaart hemelvaartsprocessie (<lat.): hemelvaartsprocessie (Schimmert) De processie die op (zondag na) Maria Hemelvaart wordt gehouden. [N 96C (1989)] III-3-3
processiepaaltjes bronkpaaltjes: brònkpōāÒlkes (Schimmert) De paaltjes die de route aangeven waarlangs de processie trekt [bronkpäöl]. [N 96C (1989)] III-3-3
processiepaaltjes in de grond slaan paaltjes zetten: pōālkes zette (Schimmert) Processiepaaltjes in de grond slaan [pöälchere zetse]. [N 96C (1989)] III-3-3
processiestrooisel strooisel: schtrĕŭtsel (Schimmert) Strooisel bestaande uit bloemen, stukgesneden stengels en bladeren en stroopsel van varens waarmee de straten versierd worden [sjtreupsel]. [N 96C (1989)] III-3-3
processievaantjes vaantjes: de vēēnkes (Schimmert) De vaandeltjes die in de processiestoet worden meegedragen [persessieveendelkes]. [N 96C (1989)] III-3-3
proeven keuren: kēūre (Schimmert), kĕŭre (Schimmert), proeven: preuve (Schimmert, ... ), preuvə (Schimmert, ... ), prēūve (Schimmert, ... ), pruuve (Schimmert) proeven [SGV (1914)], [SGV (1914)] || proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)] || proeven; Hoe noemt U: Een kleine hoeveelheid voedsel of drank in de mond nemen om te onderzoeken hoe het smaakt (keuren, proeven) [N 80 (1980)] III-1-1, III-2-3
profeet profeet: profiēēt (Schimmert) Een profeet [profieët]. [N 96D (1989)] III-3-3
profielbalken poutrelles: pǝtrels (Schimmert) IJzeren profielijzers, vaak met I-vormige doorsnede, die worden gebruikt bij het vervaardigen van een troggewelf. Zie ook afb. 33. D.i.n. in het woordtype 'd.i.n.-balken' is een afkorting van ø̄deutsche Industrienormø̄. [N 32, 20b; monogr.] II-9
profielen profielen: profilǝ (Schimmert) Gladde, rechte houten balkjes met een lengte van ongeveer 1,80 cm en een doorsnede van 7,5 x 7,5 cm, die verticaal op de hoeken van het metselwerk worden geplaatst. Zij worden gebruikt om het loodrecht opmetselen van de muren te bevorderen. Zie ook afb. 28. [N 31, 7a; monogr.] II-9