e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rochelen rochelen: rochele (Schimmert, ... ), röchele (Schimmert) rochelen [SGV (1914)] || rochelen [klieke, kwalsteren, kwaaieren] [N 10a (1961)] III-1-2
rode aalbes aalberen: De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer).  aolbère (Schimmert), rode wiemeren: rau wiemere (Schimmert), wiemer: wiemer (Schimmert), wiemeren: De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer).  wiĕmere (Schimmert) aalbes [N 82 (1981)], [SGV (1914)] || Hoe noemt u: de rode aalbes (rode bes, zeebeer) (soorten?) [N 72 (1975)] I-7
rode biet slakroot: šlākroat (Schimmert) Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.] I-5
rode bosbes bosbeer: bosbère (Schimmert) De rode bosbes, vossebes (bospalm, naagdebes, kwachtbes, gourbes, kroos, kreus, rode bleek). [N 82 (1981)] III-4-3
rode bosmier aamzeik: aomzeik (Schimmert, ... ), termiet: termiet (Schimmert) mier, grote donkere [DC 43 (1968)] || mier, kleine rode — [DC 43 (1968)] || rode bosmier. Dialectbenamingen voor soorten mieren [N102 (1998)] III-4-2
rode koe met geheel witte kop witkop: wetkǫp (Schimmert) [N 3A, 125a] I-11
rode kool rood moes: raut moos (Schimmert), roit moos (Schimmert) Rode kool (als plant of gewas) [N Q (1966)] || rode kool als gerecht [N Q (1966)] I-7, III-2-3
roede guts?: gôêtsch (Schimmert), roe(de): roe (Schimmert), row (Schimmert) een aantal takjes tot een bosje bij elkaar gebonden als strafwerktuig [roe, gips, gisp, roei] [N 90 (1982)] III-3-1
roede, maat van 14 m2 kleine roede: ein klein roo(w) (Schimmert), roede: rōōw (Schimmert), meervoud: roewa.  roew (Schimmert) de maat die een oppervlakte aangeeft van 14 vierkante meter [roede] [N 91 (1982)] III-4-4
roeien roeien: roeie (Schimmert, ... ) door middel van roeiriemen een vaartuig voortbewegen [roeien, riemen] [N 90 (1982)] III-3-1