17832 |
rusten |
rusten:
ruste (Q098p Schimmert),
rustə (Q098p Schimmert),
röste (Q098p Schimmert),
schaften:
schafte (Q098p Schimmert),
schâfte (Q098p Schimmert)
|
rusten [SGV (1914)] || Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21708 |
rusthuis |
oudemannenhuis:
oud mannenhous (Q098p Schimmert),
âûwd-mannenhôês (Q098p Schimmert)
|
een instelling waar oude mensen kunnen wonen en/of verzorgd worden [oude-mannenhuis, pekenshuis] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18119 |
ruw |
ruw:
rôê (Q098p Schimmert),
schraal:
sjraal (Q098p Schimmert),
schraap:
sjraop (Q098p Schimmert),
winter, de -:
de winter in de hêng (Q098p Schimmert)
|
Ruw worden van handen en gewrichten (schraap, verharen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21364 |
ruw, hard |
ruw:
rauw (Q098p Schimmert),
roew (Q098p Schimmert),
roewe (Q098p Schimmert),
rouw (Q098p Schimmert)
|
ruw [SGV (1914)] || zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
25042 |
ruw, ruig |
harig:
hø͂ͅrig (Q098p Schimmert),
ruw:
roewe (Q098p Schimmert)
|
ruig [SGV (1914)] || ruw [SGV (1914)]
III-4-4
|
29731 |
ruwe stenen |
zonnebakkers:
zǫnǝbɛkǝš (Q098p Schimmert)
|
In de zon gedroogde, maar nog niet gebakken stenen. In de zon gedroogde stenen werden soms gebruikt voor binnenmuren. Voorwaarde was dat ze niet met water in aanraking kwamen. Volgens de invuller uit Q 83 waren de stenen voldoende gedroogd, wanneer zij wit uitsloegen. Men zei dan: de stenen zijn wit (d\ stēn zen wet). [N 30, 53c; N 98, 107; N 98, 164; monogr.; S 37 add.; N 31, 14 add.]
II-8
|
21292 |
ruzie |
ruzing:
ruzing (Q098p Schimmert),
rŭzing (Q098p Schimmert)
|
een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21291 |
ruzie maken |
kakelen:
kākele (Q098p Schimmert),
ruzing maken:
ruzing make (Q098p Schimmert)
|
ruzie maken [kakelen, puken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21081 |
sabbelen |
sabbelen:
sabbele (Q098p Schimmert),
zabbele (Q098p Schimmert)
|
sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
23423 |
sacramentsaltaar |
sacramentsaltaar:
sacrementsēlter (Q098p Schimmert)
|
Het sacramentsaltaar (in grote kerken), een afzonderlijk altaar waarop zich het tabernakel met de H. Hosties bevindt. [N 96A (1989)]
III-3-3
|