32251 |
scheluw |
windscheef:
wentšęjf (Q098p Schimmert)
|
Gezegd van een plank of duig die scheef is doordat deze gekliefd is uit gedraaid hout. Zie ook de toelichting bij het vorige lemma. [N E, 3; monogr.]
II-12
|
24897 |
schemeren |
schemeren:
schēmere (Q098p Schimmert),
⁄t schemert (Q098p Schimmert),
dit is t laatste daglicht - vlak voor t vallen v.d. avond
schiemeren (Q098p Schimmert),
vallen van de avond:
⁄t valle van de aovend (Q098p Schimmert)
|
schemeren; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] || schemering, de overgang van licht naar donker [grouwe, griebelegrouwe] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17728 |
schemeren van de ogen |
schemeren:
t schemert mich veur m`n auge (Q098p Schimmert),
t schemert veur mien auge (Q098p Schimmert)
|
schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25023 |
schemering, valavond |
dag worden:
⁄t begint daag te wēre ⁄s morgens (Q098p Schimmert),
schemering:
(tussche daag en aovond).
schêmering (Q098p Schimmert)
|
schemering [SGV (1914)] || schemering, de overgang van licht naar donker [grouwe, griebelegrouwe] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
20510 |
schenkel |
bout:
bout (Q098p Schimmert),
schenkel:
schinkel (Q098p Schimmert),
schînkel (Q098p Schimmert),
sjinkəl (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
schenkel [SGV (1914)] || schenkel; Hoe noemt U: Het onderste gedeelte van de achterpoot van een rund met het vlees eraan (schinkel, schenkel, bout, schenk, schonk) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
30119 |
schenkel, formeel |
geraams:
gǝrē̜mš (Q098p Schimmert)
|
Doorgaans uit hout vervaardigde, tijdelijke ondersteuning voor een boog. De 'schenkel' bestaat uit twee van rondgezaagd hout vervaardigde schenkelstukken, die met spijkers op elkaar worden bevestigd. Zie ook afb. 32. Twee schenkels onderling verbonden met dunne latten van ongeveer 1 cm dikte noemt men een 'formeel'. Om gewelfkappen tussen ribben te vervaardigen, gebruikt men kleine, beweegbare formelen. Zie ook het lemma 'Troggewelf'. In L 210 werd een formeel toegepast bij bogen dikker dan 22 cm of bogen van 22 cm in kop-strekverband. [N 32, 18; N 54, 145a; monogr.]
II-9
|
19564 |
schenkkan |
bierkaraf:
beer kraf (Q098p Schimmert),
beer-keraf (Q098p Schimmert),
karaf:
keraf (Q098p Schimmert),
kraf (Q098p Schimmert),
karaf voor oude klare:
kraf veur auwe klaore (Q098p Schimmert),
wijnkaraf:
wiē-nkeraf (Q098p Schimmert)
|
karaf in het algemeen [N 20 (zj)] || karaf; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden (bierkrachtje, jeneverkrachje); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
25257 |
schepel, maat van 100 liter |
schepel:
sjepel (Q098p Schimmert)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 100 liter [schepel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18298 |
scheren |
scheren:
sjèère (Q098p Schimmert)
|
scheren [DC 38 (1964)]
III-1-3
|
34424 |
scheren van de schapen |
scheren:
šē̜rǝ (Q098p Schimmert)
|
Zie afbeelding 6. [N 77, 46; monogr.]
I-12
|