e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sierkleedje, antimakassar spreitje: schprĕike (Schimmert), sjpreike (Schimmert) Gehaakt kleedje of lapje over de rugleuning van stoel of canapé (lapje, kleedje) [N 79 (1979)] III-2-1
sierlijke omslagdoek franjeldoek: fraanjeldook (Schimmert), plag met grote of kleine lappen aan: Wollen gekleurde doek met in het midden een zwart stukje wat groot of klein was.  plak mit groate of kleine lep aan (Schimmert) omslagdoek, sierlijke ~ met franjes, thans nog wel in gebruik als kapstok- of tafelkleedje [draadjesneusdoek, fraanjeldook] [N 23 (1964)] III-1-3
sigarenpijpje roortje: rĕŭrke (Schimmert, ... ), sigarenroortje: sĭĕcháárəreurkə (Schimmert) sigaarhouder; Hoe noemt U: Pijpje waarin men een gedeeltelijk opgerookte sigaar steekt om hem helemaal op te kunnen roken (spit) [N 80 (1980)] III-2-3
sijs sijs: sīēs (Schimmert) sijs (12 groenig, maar man heeft zwart petje en sikje; alleen trek- en wintervogel, dan in dichte danszwermen, meest bij elzen; zeer geliefde kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1
sik geitenbaard: geitebaard (Schimmert), geitenbaard (Schimmert), sik: sek (Schimmert), sik (Schimmert) Geitenbaard. [N 77, 87; S 32; monogr.] || sik (onder aan de kin of aan de onderlip?) [DC 01 (1931)] I-12, III-1-1
sikkel zekel: zēkǝl (Schimmert) Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c] I-5
singel voor de paardedeken gord: gǫrt (Schimmert), singel: seŋǝl (Schimmert) Riem rond de buik van het paard die dient om de paardedeken op zijn plaats te houden. [N 13, 92] I-10
sinningia gloxinia: gloxinia (Schimmert), klokbloem: klok bloom (Schimmert) Sinningia (gloxinia). Kasplanten, ook wel als kamerplanten gehouden, met een knolvormige wortelstok in de grond en langwerpige bladeren (gloksinia, gloksien, klokbloem). [N 92 (1982)] || Welke dialectbenamingen hebt u voor de verschillende potplanten en snijbloemen voor de koude kas: sinningia (gloxinia) [N 73 (1975)] III-2-1
sint-annabeeld heilige familie: de heīlige femiële (Schimmert) De beeldengroep gevormd door St. Anna met haar dochter Maria en haar kleinkind Jezus [St. Anna te drieën, St. Anna-trits?]. [N 96A (1989)] III-3-3
sint-antoniusbroodbus offerbus: de offerbūs (Schimmert) De Antonius-broodbus, de offerbus t.b.v. brood voor de armen. [N 96C (1989)] III-3-3