19385 |
sierkleedje, antimakassar |
spreitje:
schprĕike (Q098p Schimmert),
sjpreike (Q098p Schimmert)
|
Gehaakt kleedje of lapje over de rugleuning van stoel of canapé (lapje, kleedje) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18681 |
sierlijke omslagdoek |
franjeldoek:
fraanjeldook (Q098p Schimmert),
plag met grote of kleine lappen aan:
Wollen gekleurde doek met in het midden een zwart stukje wat groot of klein was.
plak mit groate of kleine lep aan (Q098p Schimmert)
|
omslagdoek, sierlijke ~ met franjes, thans nog wel in gebruik als kapstok- of tafelkleedje [draadjesneusdoek, fraanjeldook] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20569 |
sigarenpijpje |
roortje:
rĕŭrke (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
sigarenroortje:
sĭĕcháárəreurkə (Q098p Schimmert)
|
sigaarhouder; Hoe noemt U: Pijpje waarin men een gedeeltelijk opgerookte sigaar steekt om hem helemaal op te kunnen roken (spit) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24242 |
sijs |
sijs:
sīēs (Q098p Schimmert)
|
sijs (12 groenig, maar man heeft zwart petje en sikje; alleen trek- en wintervogel, dan in dichte danszwermen, meest bij elzen; zeer geliefde kooivogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17752 |
sik |
geitenbaard:
geitebaard (Q098p Schimmert),
geitenbaard (Q098p Schimmert),
sik:
sek (Q098p Schimmert),
sik (Q098p Schimmert)
|
Geitenbaard. [N 77, 87; S 32; monogr.] || sik (onder aan de kin of aan de onderlip?) [DC 01 (1931)]
I-12, III-1-1
|
28694 |
sikkel |
zekel:
zēkǝl (Q098p Schimmert)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
33993 |
singel voor de paardedeken |
gord:
gǫrt (Q098p Schimmert),
singel:
seŋǝl (Q098p Schimmert)
|
Riem rond de buik van het paard die dient om de paardedeken op zijn plaats te houden. [N 13, 92]
I-10
|
20031 |
sinningia |
gloxinia:
gloxinia (Q098p Schimmert),
klokbloem:
klok bloom (Q098p Schimmert)
|
Sinningia (gloxinia). Kasplanten, ook wel als kamerplanten gehouden, met een knolvormige wortelstok in de grond en langwerpige bladeren (gloksinia, gloksien, klokbloem). [N 92 (1982)] || Welke dialectbenamingen hebt u voor de verschillende potplanten en snijbloemen voor de koude kas: sinningia (gloxinia) [N 73 (1975)]
III-2-1
|
23399 |
sint-annabeeld |
heilige familie:
de heīlige femiële (Q098p Schimmert)
|
De beeldengroep gevormd door St. Anna met haar dochter Maria en haar kleinkind Jezus [St. Anna te drieën, St. Anna-trits?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23831 |
sint-antoniusbroodbus |
offerbus:
de offerbūs (Q098p Schimmert)
|
De Antonius-broodbus, de offerbus t.b.v. brood voor de armen. [N 96C (1989)]
III-3-3
|