21289 |
soldaten |
soldaten:
suldotə (Q098p Schimmert),
soldatenvolk:
soldaotevolk (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
algemene naam voor soldaten [volk, soldatenvolk, soldaterij] [N 90 (1982)] || soldaten [RND]
III-3-1
|
23488 |
soldatenkerkhof |
oorlogkerkhof:
ōarlogkerkif (Q098p Schimmert)
|
Een soldatenkerkhof, oorlogskerkhof, militaire begraafplaats, ereveld, engels kerkhof e.d. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
31504 |
solderen |
solderen:
sǫldē̜rǝ (Q098p Schimmert)
|
Twee of meer metalen delen door middel van soldeersel met elkaar verbinden. Het soldeersel is een metaal of een legering waarvan het smeltpunt lager ligt dan dat van de te verbinden metalen. Het wordt tijdens het solderen met behulp van een soldeerbout, een soldeerlamp, etc. verhit en vloeibaar gemaakt. De te verbinden vlakken worden vóór het solderen met een vloeimiddel gereinigd om het hechten van het soldeersel te vergemakkelijken en om oxidatie van het te solderen materiaal tegen te gaan. Zie ook het lemma "hardsolderen". [N 64, 28a; N 100, 19; L 7, 12; monogr.; N 33, 194 add.]
II-11
|
18428 |
soorten mouwen |
kort mouwtje:
korte muuke (Q098p Schimmert),
korte mouw:
korte moew (Q098p Schimmert),
lange mouw:
lange moew (Q098p Schimmert)
|
Welke soorten mouwen kent U (pofmouw, puntmouw etc.?). Beschrijf hoe deze er uit zien [N 62 (1973)]
III-1-3
|
28833 |
soorten patronen of dessins |
bloemendessin:
blōmǝdɛseŋ (Q098p Schimmert),
blok:
(mv)
blǫkǝ (Q098p Schimmert),
blokje:
(mv)
bløkskǝs (Q098p Schimmert),
bolletje:
(mv)
bø̜lkǝs (Q098p Schimmert),
ruit:
(mv)
rūtǝ (Q098p Schimmert),
streep:
(mv)
strē̜pǝ (Q098p Schimmert)
|
Diverse patronen of motieven in de stof. [N 62, 74b; MW]
II-7
|
21739 |
soorten soldaten |
piot:
Van Dale: (gew. en Barg.) infanterist.
piot (Q098p Schimmert),
piotte (Q098p Schimmert)
|
welke verschillende soldaten onderscheidt u [piot, zandhaas, kalkvreter] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32576 |
soorten van dierlijke mest |
flattenmest:
flatǝ[mest] (Q098p Schimmert)
|
De termen voor de verschillende soorten van dierlijke mest zijn op deze plaats in een lemma verenigd, omdat er (met name door N 11 en N 11A) in het kader van de bemesting van akker en weide naar werd geïnformeerd. Ze zouden evengoed passen in de sfeer van het uitmesten van de stallen en de mestbereiding, ook al kan men voor bepaalde gewassen de akker het best bemesten met de mest van een bepaalde veesoort en zal men in de mestvaalt sommige soorten dierlijke mest afzonderlijk verzamelen. In sommige plaatsen wordt naast of in plaats van (stal)mest het woordtype koestalmest of koemest gebruikt ter aanduiding van natuurlijke mest. Dat is niet verwonderlijk wanneer men bedenkt dat op de boerderij de meeste mest geproduceerd wordt door de koeien. In dit lemma zijn geen benamingen opgenomen, die specifiek zijn voor de uitwerpselen van de genoemde diersoorten. Voor de plaatselijke varianten van -[mest [JG 1a + 1b add.; A 9, 24 + 25; N 11, 27; N 11A, 5a t /m f; N M, 10a + b add.; L 20, 22f; A 4, 22f]
I-1
|
34118 |
soortige koe |
soortige koe:
sǭrtex kō (Q098p Schimmert)
|
Koe die harmonisch van bouw is. [N 3A, 140]
I-11
|
33224 |
sorteermachine |
trieur:
trii̯ø̄r (Q098p Schimmert)
|
Het toestel bestaande uit enkele schuddende zeven met gaten van verschillende afmetingen waar de aardappelen overheen worden geleid en naar grootte gesorteerd. [N 12, 32]
I-5
|
33222 |
sorteren met de hand |
sorteren:
sǫrtērǝ (Q098p Schimmert)
|
Vroeger werden vaak de grote van kleine aardappelen gescheiden bij het rapen zelf op het veld; zie de toelichting bij het lemma Aardappelmand. Tegenwoordig worden de aardappelen op de boerderij gesorteerd; niet meer met de hand maar met een sorteermachine. Zie het lemma Sorteermachine. [N 12, 31; JG 1a, 1b gedeeltelijk, 1c, 2c; monogr.]
I-5
|