| 26166 |
staander |
steigerden:
[steiger]dęn (Q098p Schimmert)
|
De lange, verticaal in of op de grond geplaatste steigerpaal van rondhout of metaal. Zie ook afb. 17. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(steiger)-' het lemma 'Steiger'. [N 32, 2a; monogr.]
II-9
|
| 20125 |
staart |
staart:
schtsart (Q098p Schimmert),
sjtart (Q098p Schimmert),
štart (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
[A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60]
I-11, I-9, III-4-2
|
| 34225 |
staartkoord |
touw voor de staart op te binden:
tǫu̯w vø̄r dǝ štart ǫp tǝ beŋǝ (Q098p Schimmert)
|
Koord waarmee men op stal de staart van de koe vastbindt. [N 3A, 14g]
I-11
|
| 34087 |
staartkwast |
stots:
štuts (Q098p Schimmert)
|
Kwastig uiteinde van de staart. [N 3A, 114]
I-11
|
| 24250 |
staartmees |
langstaartje:
lanksjtertsje (Q098p Schimmert),
lankstèrtje (Q098p Schimmert)
|
staartmees || staartmees (14 klein bolletje met heel lang staartje; maakt bolnest van veertjes en mos [N 09 (1961)]
III-4-1
|
| 23690 |
stabat mater |
kruisweggezang:
kruutswèèg-gezang (Q098p Schimmert)
|
Het kruisweggezang "Stabat Mater Dolorosa". [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 21272 |
stad |
stad:
sjtad (Q098p Schimmert),
štat (Q098p Schimmert)
|
stad [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 21749 |
stadsomroeper |
omroeper:
omreuper (Q098p Schimmert),
omrĕŭper (Q098p Schimmert)
|
de persoon die in een stad of dorp gemeentelijke berichtgeving mondeling bekend maakt [stadsomroeper, belleman] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 23591 |
staf van de suisse |
staf:
schtââf (Q098p Schimmert)
|
De staf of hellebaard van de suisse [sjtaaf?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 28377 |
stal |
stal:
št˙al (Q098p Schimmert),
št˙alǝ (Q098p Schimmert)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|