26871 |
stamper |
stamper:
štampǝr (Q098p Schimmert)
|
Blok, voorzien van één of twee handvatten, dat wordt gebruikt om zand- en kalkkluiten fijn te maken, beton aan te stampen en aarde vast te drukken. Een stamper kan van hout of ijzer vervaardigd zijn. Zie ook afb. 7. [N 30, 20; monogr.]
II-9
|
20677 |
stamppot |
stamppot:
(met groente).
sjtampot (Q098p Schimmert)
|
puree [stamp, stoemp] [N 38 (1971)]
III-2-3
|
22730 |
standbeeld |
standbeeld:
sjtantbe.lt (Q098p Schimmert)
|
standbeeld [RND]
III-3-2
|
33847 |
stapvoets gaan |
stappen:
štapǝ (Q098p Schimmert)
|
De langzaamste gang van het paard (stap, draf, galop) waarbij de vier voeten in de volgende volgorde opgeheven en weer neergezet worden: links achter, links voor, rechts achter, rechts voor, links voor, rechts achter, rechts voor en links achter. Zijn de vier hoefslagen niet duidelijk hoor- en zichtbaar, dan noemt men de stap onregelmatig. Zie afbeelding 8. [N 8, 81a]
I-9
|
21166 |
station |
statie (<lat.):
schtāāsche (Q098p Schimmert),
statie (Q098p Schimmert)
|
de plaats van aankomst en vertrek van treinen [station, statie, halte] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21260 |
steeg, steegje |
gats, gatsje:
gâts (Q098p Schimmert),
slop, slopje:
Van Dale: I. slop, 1. nauwe doorgang tussen huizen of andere gebouwen; smalle en armoedige steeg; - thans m.n. doodlopende armoedige steeg.
sjlop (Q098p Schimmert),
steeg, steegje:
sjteeg (Q098p Schimmert),
sjteegske (Q098p Schimmert)
|
een smalle, armoedige straat [slop, straatje, steeg, gats] [N 90 (1982)] || steeg [SGV (1914)] || steegje [SGV (1914)]
III-3-1
|
17821 |
steek |
steek:
schtēēk (Q098p Schimmert),
sjteek (Q098p Schimmert)
|
steek [SGV (1914)] || steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel in twee punten uitloopt (zoals de militarie steek) [suuberood, severo, tööt] [N 25 (1964)]
III-1-2, III-1-3
|
23306 |
steek met drie hoeken |
bonnet (<oudfr.):
bonnet (Q098p Schimmert)
|
steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel drie hoeken vertoont (bijv. een bepaalde priesterhoed) [drieteut, drietip, drejtik, tööt] [N 25 (1964)]
III-3-3
|
31345 |
steekpasser |
steekpasser:
štēkpɛsǝr (Q098p Schimmert)
|
Werktuig voor het uitzetten van maten en voor het trekken van cirkelbogen. Het bestaat uit twee rechte benen met scherpe punten die aan de bovenzijde met een scharnier verbonden zijn. Zie ook afb. 79. [N 33, 252a-b; N 33, 252k; N 66, 1b]
II-11
|
31346 |
steekpasser met stelboog |
steekpasser met klem:
štēkpɛsǝr met klɛm (Q098p Schimmert)
|
Steekpasser waarvan de beide benen door een stelboog met elkaar verbonden zijn. Door een op de stelboog aangebrachte schroef vast te draaien kunnen de benen van de passer in een bepaalde positie gefixeerd worden. Zie ook afb. 80. [N 33, 252e; N 64, 80b; N 66, 1b]
II-11
|