20151 |
stiefdochter |
stiefdochter:
schteefdochter (Q098p Schimmert)
|
stiefdochter [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20341 |
stiefkinderen |
stiefkinder:
schteefkinger (Q098p Schimmert)
|
stiefkinderen [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20340 |
stiefmoeder |
stiefmoeder:
schteefmoder (Q098p Schimmert)
|
stiefmoeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20338 |
stiefouders |
stiefouders:
schteefauwersch (Q098p Schimmert)
|
stiefouders [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20339 |
stiefvader |
stiefvader:
schteefvader (Q098p Schimmert)
|
stiefvader [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20342 |
stiefzoon |
stiefzoon:
schteefzoon (Q098p Schimmert)
|
stiefzoon [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
19308 |
stiekem |
achterbaks:
achterbaks (Q098p Schimmert),
achterrugs:
achterrugs (Q098p Schimmert),
heimelijk:
heimelijk (Q098p Schimmert),
heimelik (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
in het geniep:
in ⁄t geniep (Q098p Schimmert),
stiekem:
schtie:kem (Q098p Schimmert),
sjtiekem (Q098p Schimmert),
sjtiekum (Q098p Schimmert)
|
achterbaks [SGV (1914)] || boosaardige streken in het geheim bedrijvend [heimelijk, geniepig, gniep, stiekem] [N 85 (1981)] || geniepig [SGV (1914)] || heimelijk, stiekem, in het geniep [stilles] [N 07 (1961)] || niet laten blijken dat iets bekend is of plaats vindt, in het geheim dingen doend [stiekem, heimelijk, tersmuiks] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20579 |
stiekem eten |
granten:
v-tje op de a
grante (Q098p Schimmert),
schransen:
schrânse (Q098p Schimmert)
|
stiekem eten; Hoe noemt U: Steeds weer stiekem eten (knaffelen, knaspelen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23552 |
stiekem uit de ampullen drinken |
pullen keuren:
pölle kŏĕre (Q098p Schimmert)
|
Stiekem uit de ampullen drinken [pölle köäre?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34050 |
stier |
duur:
dyr (Q098p Schimmert),
dȳr (Q098p Schimmert),
stier:
štēr (Q098p Schimmert),
štīr (Q098p Schimmert)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|