e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
taaien kapot houwen: kepot hauwen (Schimmert), taaien: taaje (Schimmert) IJs stuk maken door er steeds overheen te lopen [taaien]. [N 88 (1982)] III-3-2
taal spraak: sjpreuk (Schimmert), taal: tāāl (Schimmert) taal; datgene waarvan men zich bedient om zijn gedachte of gevoelens kenbaar te maken [taal, tong] [N 87 (1981)] III-3-1
taart taart: toort (Schimmert) taart [SGV (1914)] III-2-3
tabak tabak: tabàk (Schimmert), toebak: toèbak (Schimmert) tabak [SGV (1914)] III-2-3
tabak snuiven snuiven: schnŏĕve (Schimmert), schnôeve (Schimmert) snuifje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid tabak die men in een keer opsnuift (snuifje, snuit, kees, prise) [N 80 (1980)] III-2-3
tabakspruim pruim: prôem (Schimmert), sjiek: chique (Schimmert), schick (Schimmert), sjiek (Schimmert), sjīēk (Schimmert) pruimtabak; Hoe noemt U: Een pluk tabak, om op te kauwen of op te zuigen (chique, sik, sjik, pruim, karot, keesje, rol) [N 80 (1980)] III-2-3
tabakssap smeer: sjmeer (Schimmert), zever: zĕĭver (Schimmert) Hoe noemt U: Vuil water in een pijp (smierk, nerrik) [N 80 (1980)] III-2-3
tabernakel tabernakel (<lat.): tabernakel (Schimmert) Het tabernakel, het rijkversierd kastje (op het hoofdaltaar of op het sacra-mentsaltaar), waarin het Allerheiligste bewaard wordt. [N 96A (1989)] III-3-3
tafel tafel: tōͅfəl (Schimmert), toͅafəl (Schimmert), verklw täöfelke  taofel (Schimmert) een houten tafel [Roukens 12 (1937)] || tafel [SGV (1914)] III-2-1
tafelgebed tafelgebed: taofelgebed (Schimmert) Het tafelgebed vóór en na het eten. [N 96B (1989)] III-3-3