e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
varkenssnijder castreerder: kastrērdǝr (Schimmert) Persoon die varkens castreert. Deed aanvankelijk de boer zelf of de biggenhandelaar dit castreren, later werd hiervoor de veearts ingeschakeld. [N 76, 45; JG 1a; monogr.] I-12
varkensstal, varkenshok varkenshok: vɛrǝkǝshǫk (Schimmert), varkensstal: vɛrǝkǝs[stal] (Schimmert), varkensstallen: vɛrǝkǝsštɛl (Schimmert) De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.] I-6
varkenston varkenstijn: vɛrkǝstin (Schimmert) Ton om gekookt varkensvoer in te bewaren. Zie voor de benamingen van "varkensketel" het lemma ''varkensketel'' in wld I.6 (2.2.11). [N 18, 131; monogr.] I-12
varkenstrog trog: trǭx (Schimmert), voerbak: vōrbak (Schimmert) De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d] I-6
varkensvet smout: schmaauwt (Schimmert), vet: vèt (Schimmert) reuzel [SGV (1914)] || smout [SGV (1914)] III-2-3
varkenswei varkenswei: vɛrǝkǝs˱węi̯ (Schimmert) De met een houten schutting of prikkeldraad omheinde ruimte in de open lucht waar de varkens lopen. Vaak wordt de boomgaard als varkenswei gebruikt. [N 5A, 61a; N 76, 41a; A 10, 9e] I-6
vast doorbakken: dòòrbakke (Schimmert), paardsbrood: péers-broad (Schimmert) doorbakken; Hoe noemt U: Zwaar gebakken, gezegd van brood (derf, klut, klei, knoef, kluit) [N 80 (1980)] III-2-3
vast varkensvoer varkensmeel: vɛ̄rkǝsmēl (Schimmert) [N 76, 39; monogr.] I-12
vaste boord bandje: bendsje (Schimmert), bèndsche (Schimmert), boord: baord (Schimmert) Hoe noemt U: de boord [N 62 (1973)] || kraag, vaste halsboord van een overhemd [N 23 (1964)] III-1-3
vaste misgezangen misgezangen: mèsgezange (Schimmert) De vaste misgezangen [Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus, Agnus Dei]. [N 96B (1989)] III-3-3