24854 |
vaste plant |
vaste plant:
vaste plant (Q098p Schimmert)
|
Hoe noemt u een plant van niet beperkte levensduur die meestal door scheuren vermeerderd wordt (vaste plant) [N 73 (1975)]
III-4-3
|
34272 |
vaste uitwerpselen |
geitenkeutel:
gęi̯tǝkøtǝl (Q098p Schimmert),
krenten:
krentǝ (Q098p Schimmert),
schapenkeutelen:
sxǭpǝkø̄tǝlǝ (Q098p Schimmert),
schapenkrenten:
sxǭpǝkrentǝ (Q098p Schimmert),
stront:
štront (Q098p Schimmert),
varkenskeutel:
vɛrkǝskø̄tǝl (Q098p Schimmert),
vɛ̄rǝkǝskø̄tǝl (Q098p Schimmert)
|
[N 76, 35; A 9, 24d]In de vragen L 20, 22f en A 4, 22f werd ook gevraagd naar het gebruik van schapenmest. Uit de antwoorden blijkt dat schapenmest kon dienen als bemesting in het algemeen en als weiland- en bloembemesting. Ook vermengde men schapenmest met stalmest. Schapenmest werd wel eens gebruikt om stokbomen in te planten. [N 77, 122; L 20, 22f; A 4, 22f; A9, 24c] || Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.]
I-11, I-12
|
33363 |
vaste voer- en drinkbak |
krib:
krøp (Q098p Schimmert),
voerbak:
vōrbak (Q098p Schimmert),
voerkrib:
vōrkrøp (Q098p Schimmert)
|
De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
23938 |
vasten |
vasten:
vâste (Q098p Schimmert)
|
Het zich geheel of gedeeltelijk onthouden van eten; in het bijzonder: slechts eenmaal per dag een volle maaltijd gebruiken, vasten [vaste, va.ste]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22648 |
vastenavond |
vastavond:
[sic]
versjtoavend (Q098p Schimmert),
ouder
vøsjtoͅ.vənt (Q098p Schimmert),
vastenavond:
vastenaovend (Q098p Schimmert),
vastenoavend (Q098p Schimmert),
vastənoͅ.vənt (Q098p Schimmert)
|
De zondag vóór Aswoensdag, vastenavond [vasteloaëved]. [N 96C (1989)] || vastenavond [RND] || Vastenavond [SGV (1914)]
III-3-2
|
23332 |
vastendag |
vasteldag:
vesseldaag (Q098p Schimmert),
vastendag:
vastendaag (Q098p Schimmert)
|
Een vastendag [vassendag, vasseldag]. [N 96D (1989)] || vastendag [SGV (1914)]
III-3-3
|
23783 |
vastenpreek |
vastenpreek:
vaste-prēēk (Q098p Schimmert)
|
De vastenpreek tijdens het lof op de zondagen van de vasten. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23331 |
vastentijd |
vasten:
vaste (Q098p Schimmert),
vastentijd:
vaste tied (Q098p Schimmert)
|
De periode van Aswoensdag tot Pasen (de grote vasten, vastentijd). [N 96C (1989)] || vasten [SGV (1914)]
III-3-3
|
25255 |
vat, maat van 30 liter |
grote tuit:
grote tuit (Q098p Schimmert),
vat:
vāāt (Q098p Schimmert)
|
de maat die een inhoud aangeeft van ± 30 liter [vat] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21284 |
vechten |
vechten:
fɛxtə (Q098p Schimmert),
vechte (Q098p Schimmert)
|
Hij deed geheel de wereld vechten. [RND] || ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|