e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vaste plant vaste plant: vaste plant (Schimmert) Hoe noemt u een plant van niet beperkte levensduur die meestal door scheuren vermeerderd wordt (vaste plant) [N 73 (1975)] III-4-3
vaste uitwerpselen geitenkeutel: gęi̯tǝkøtǝl (Schimmert), krenten: krentǝ (Schimmert), schapenkeutelen: sxǭpǝkø̄tǝlǝ (Schimmert), schapenkrenten: sxǭpǝkrentǝ (Schimmert), stront: štront (Schimmert), varkenskeutel: vɛrkǝskø̄tǝl (Schimmert), vɛ̄rǝkǝskø̄tǝl (Schimmert) [N 76, 35; A 9, 24d]In de vragen L 20, 22f en A 4, 22f werd ook gevraagd naar het gebruik van schapenmest. Uit de antwoorden blijkt dat schapenmest kon dienen als bemesting in het algemeen en als weiland- en bloembemesting. Ook vermengde men schapenmest met stalmest. Schapenmest werd wel eens gebruikt om stokbomen in te planten. [N 77, 122; L 20, 22f; A 4, 22f; A9, 24c] || Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.] I-11, I-12
vaste voer- en drinkbak krib: krøp (Schimmert), voerbak: vōrbak (Schimmert), voerkrib: vōrkrøp (Schimmert) De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10] I-6
vasten vasten: vâste (Schimmert) Het zich geheel of gedeeltelijk onthouden van eten; in het bijzonder: slechts eenmaal per dag een volle maaltijd gebruiken, vasten [vaste, va.ste]. [N 96D (1989)] III-3-3
vastenavond vastavond: [sic]  versjtoavend (Schimmert), ouder  vøsjtoͅ.vənt (Schimmert), vastenavond: vastenaovend (Schimmert), vastenoavend (Schimmert), vastənoͅ.vənt (Schimmert) De zondag vóór Aswoensdag, vastenavond [vasteloaëved]. [N 96C (1989)] || vastenavond [RND] || Vastenavond [SGV (1914)] III-3-2
vastendag vasteldag: vesseldaag (Schimmert), vastendag: vastendaag (Schimmert) Een vastendag [vassendag, vasseldag]. [N 96D (1989)] || vastendag [SGV (1914)] III-3-3
vastenpreek vastenpreek: vaste-prēēk (Schimmert) De vastenpreek tijdens het lof op de zondagen van de vasten. [N 96C (1989)] III-3-3
vastentijd vasten: vaste (Schimmert), vastentijd: vaste tied (Schimmert) De periode van Aswoensdag tot Pasen (de grote vasten, vastentijd). [N 96C (1989)] || vasten [SGV (1914)] III-3-3
vat, maat van 30 liter grote tuit: grote tuit (Schimmert), vat: vāāt (Schimmert) de maat die een inhoud aangeeft van ± 30 liter [vat] [N 91 (1982)] III-4-4
vechten vechten: fɛxtə (Schimmert), vechte (Schimmert) Hij deed geheel de wereld vechten. [RND] || ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)] III-3-1