34165 |
verlopen |
zich verlopen:
(de koe heeft) zex vǝrlau̯pǝ (Q098p Schimmert)
|
Na korte tijd van dracht een misgeboorte hebben, gezegd van de koe. [N 3A, 39a]
I-11
|
25091 |
vermengen |
mengen:
minge (Q098p Schimmert),
mingə (Q098p Schimmert),
vermengen:
verminge (Q098p Schimmert),
warren:
warze (Q098p Schimmert)
|
in elkaar vermengen [warzen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18853 |
vermoeden |
vermoeden:
vermoede (Q098p Schimmert),
veronderstellen:
verônderschtĕlle (Q098p Schimmert)
|
het menen dat iets waarschijnlijk is, het veronderstellen dat iets zo is [vermoeden, bronsel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20098 |
vermolmd hout |
verolmd hout:
vǝrǭlmt [hout] (Q098p Schimmert)
|
Hout dat tot molm is overgegaan. Vermolmd hout ontstaat onder meer door verdroging, verrotting, insekten, houtworm en ziektes. [N E , 5]
II-12
|
25098 |
vernielen |
vernielen:
verneele (Q098p Schimmert)
|
vernielen [SGV (1914)]
III-4-4
|
23374 |
verpachte banken |
pachtbanken:
pachbenk (Q098p Schimmert)
|
De kerkbanken waarvan de plaatsen aan parochianen verpacht werden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23249 |
verplichte feestdag |
verplichte feestdag:
verplichte fèèsdāāg (Q098p Schimmert)
|
Een geboden, verplichte feestdag [festerandach]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18899 |
verplichting |
verplicht zijn:
verplich zin (Q098p Schimmert),
verplichting:
verplichting (Q098p Schimmert)
|
het verplicht zijn [moetert, verplichting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24997 |
verpulveren |
verpoederen:
verpoejərə (Q098p Schimmert),
verpulveren:
verpolvère (Q098p Schimmert),
verpulveren (Q098p Schimmert)
|
tot poeder maken of worden [miezelen, verpulveren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20576 |
verschaald |
verschaald:
vèrsjaalt (Q098p Schimmert),
vərsjáált (Q098p Schimmert)
|
verschaald; Hoe noemt U: Door lang staan geur en kracht verloren hebbend, gezegd van bier (verschaald) [N 80 (1980)]
III-2-3
|