e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voetbalwedstrijd wedstrijd: Karte 166.  wedstrijd (Schimmert) (Fussball)spiel. III-3-2
voetenbankje voetenbankje: vootebenkske (Schimmert) Het bankje om de voeten op te zetten [vootebenkske?]. [N 96A (1989)] III-3-3
voetganger voetganger: vootgenger (Schimmert), vōōt-gênger (Schimmert) een persoon die te voet gaat [voetganger, voetreiziger, voeteerder] [N 90 (1982)] III-3-1
voetgangershek haspel: haspǝl (Schimmert), stegel: stēgǝl (Schimmert) Een smalle doorgang tussen weien of landerijen. Men kent verschillende vormen zowel van ijzer als van hout gemaakt. Nogal toegepast is een houten of een ijzeren kruis dat kan draaien op een zware paal. Verder komen voor een draaiende haspel of draaimolentje, een hek van latwerk, drie palen in een driehoek geplaatst, twee horizontale balken waar men doorheen moet kruipen, een klapdeurtje of vaste palen die een bocht vormen. De benamingen voor de verschillende vormen wijken zo weinig van elkaar af dat ze in √©√©n lemma zijn ondergebracht. [A 25, 6; A 25, 8; L 19B, 5a; L 19B, 6; S 43; monogr.] I-8
voetgebeden voetgebeden: vōōtgebĕje (Schimmert) De gebeden aan de voet van het altaar, de voetgebeden. [N 96B (1989)] III-3-3
voetjespasser voetjespasser: vø̜tšǝspɛsǝr (Schimmert) Passer met rechte benen waarvan de uiteinden naar buiten zijn omgebogen. De voetjespasser wordt gebruikt om de binnenmaten van een hol voorwerp op te meten. Zie ook afb. 84. [N 33, 252j; N 64, 80b; N 66, 1b] II-11
voetjicht voetgicht: (voot)gīēg (Schimmert), vootgig (Schimmert), vōōtgig (Schimmert) Voetjicht: soort jicht die zich openbaart door een hevige pijn in de voet, vooral in het gewricht tussen middenvoetsbeentje en grote teen, podagra (voetje, pootje, kozijntje, voetjicht). [N 84 (1981)] III-1-2
voetkussen poef: pōf (Schimmert), pôf (Schimmert), voetkussen: vootkusse (Schimmert) Kussen voor de voeten als men zit (voetkussen, poef) [N 79 (1979)] III-2-1
voetpannen onderpannen: onderpannen (Schimmert) De paar rijen pannen die de onderrand van het dak vormen wanneer dit deels met stro en deels met pannen wordt gedekt. [N F, 34a; N 4A, 27c; monogr.] II-9
vogel op de schutsboom vogel: vogel (Schimmert, ... ) De houten vogel die afgeschoten moet worden. [N 88 (1982)] III-3-2