e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vonk vonk: vonk (Schimmert), vŏnk (Schimmert) Brandend of gloeiend deeltje dat ergens afvliegt (kester, vonk, geinster, sprankel, kleister) [N 79 (1979)] III-2-1
voogd momber: mommer (Schimmert), toeziend voogd: toeziend voog (Schimmert), voogd: voog (Schimmert), voogd (Schimmert), vōōg (Schimmert) iemand aan wie door de wet, de rechter of bij testament de taak is opgedragen om voor de belangen van de minderjarige kinderen te zorgen en hen te vertegenwoordigen i.p.v. de ouders [voogd, mommer, momber, mombaar, toeziender] [N 87 (1981)] || voogd [SGV (1914)] III-2-2
voor de gek houden foppen: foppe (Schimmert), verneuken: vernĕŭke (Schimmert) op onschuldige of grappige wijze misleiden, voor de gek houden [foppen, kullen, vernachelen, verpieren, bekeukelen] [N 85 (1981)] III-1-4
voor het eerst s avonds de lamp aanmaken lichten: leegte (Schimmert) Voor het eerst s avonds de lamp aanmaken in de herfst. [N 88 (1982)] III-3-2
vooraanstaande aangeziene lui: aangezien luuj (Schimmert), vooraanstaande: vĕŭraanschtaonde (Schimmert) een persoon van veel betekenis in een plaats [peris] [N 90 (1982)] III-3-1
voorbidden voorbeden: veurbèèje (Schimmert) Voorbidden. [N 96B (1989)] III-3-3
voorbruidje bruidje: de bruutsches oplije (Schimmert) Het bruidje dat de stoet van eerste-communicantjes opent, d.w.z. vooropgaat [veuringel]. [N 96D (1989)] III-3-3
voorde, doorwaadbare plaats doorwaadplaats: doorwaadplaats (Schimmert), droog: ps. volgens mij heeft invuller geen volledig antwoord gegeven?!  dreig (Schimmert), ondiepte: oondeebdə (Schimmert), oversteek: euversjteek (Schimmert), oversteekplaats: euversjteekplaats (Schimmert), voorde: vōōrd (Schimmert) de plaats waar een weg door een beek of een riviertje gaat, de plaats waar die beek doorwaadbaar is (voorde, voord) [N 90 (1982)] || doorwaadbare plaats in een water [waaistap, gewad, doorsteek] [N 81 (1980)] III-4-4
voorgeborchte voorgeborchte: vörgebörchte (Schimmert) Het voorgeborchte van de hel [vörgebörchte]. [N 96D (1989)] III-3-3
voorgeborchte van de biechtstoel biechthokje: beech hŭkske (Schimmert) Dat gedeelte van de biechtstoel, waar de biechteling neerknielt [voorgeborchte?]. [N 96A (1989)] III-3-3