e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wagon wagon (<eng.): wagon (Schimmert), wagôn (Schimmert) een spoorwagen [wagon, cabine] [N 90 (1982)] III-3-1
wak in het ijs gelong: gelong (Schimmert), open plaats: ope plaats (Schimmert) wak (in het ijs) [SGV (1914)] III-4-4
wakker op: op (Schimmert), wakker: wakker (Schimmert, ... ), wakkər (Schimmert) Wakker: niet slapend (wakker, snuig). [N 84 (1981)] III-1-2
waldhoorn schalmei: schalmei (Schimmert), toethoorn: toethorn (Schimmert) Een muziekinstrument van opgerolde schors [toethoren, schalmei, waldhoren, fop, neppen, schermenei]. [N 90 (1982)] III-3-2
walm kwalm: kwalm (Schimmert), walm: walm (Schimmert) dikke vettige damp of rook (walm, kwalm, blaak, zwalm, galm) [N 90 (1982)] III-2-1
walnoot boomnoot: baumnoot (Schimmert), dikke noot: dikke note (Schimmert) Hoe noemt u de walnoot in het algemeen (uitspraak) (okkernoot) [N 72 (1975)] III-2-3
wambuis wambuis: wāames (Schimmert) wambuis, kort tot het middel reikend overkledingstuk [wammes, buis, buist, sent] [N 23 (1964)] III-1-3
wan wan: wan (Schimmert) De platte, aan één zijde iets uitgeholde, doorgaans van stro gevlochten korf met twee oren die men gebruikte voor het wannen met natuurlijke wind. Zie afbeelding 13. [N 14, 38a; JG 1a, 1b, 2c; R 3, 64; monogr.; add. uit N 14, 37] I-4
wandelen kuieren: kuiere (Schimmert), kuijere (Schimmert), wandelen: wandələ (Schimmert) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || Wandelen: gemakkelijk en zonder zich in te spannen gaan (wandelen, kuieren, kachelen, tuinen). [N 84 (1981)] III-1-2
wandluis wandluis: want luus (Schimmert), WLD  wandlōēs (Schimmert) wandluis, weegluis, het platte bloedzuigende insect dat zich overdag schuilhoudt in naden en spleten van houten vloeren enz. [wanlöws, platte pose, bertelemees] [N 26 (1964)] III-4-2