24666 |
waterranonkel |
boterbloem:
boter bloom (Q098p Schimmert),
palingkruid:
WLD
paling krōēt (Q098p Schimmert),
waterbloem:
water bloom (Q098p Schimmert)
|
Waterboterbloem (ranunculus aquatilis). Waterplant; de ondergedoken bladeren zijn slap, fijn verdeeld; de drijvende bladeren zijn ongeveer niervormig met 3-5 brede, gekartelde slippen; de bloemen zijn groot, vrij lang gesteeld, en wit met met een gele voe [N 92 (1982)]
III-4-3
|
33093 |
waterring van de mijt |
waterring:
wātǝrreŋk (Q098p Schimmert)
|
Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
24275 |
watersnip |
snep:
snèp (Q098p Schimmert)
|
watersnip (27 lange recht bek; vliegt plotseling op van de waterkant; zigzagvliegend; houdt hoge stijg- en daalvluchten en maakt daarbij mekkerend geluid; jachtvogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24398 |
waterspin |
waterspin:
WLD uitspraak sch van schön
water-schpin (Q098p Schimmert)
|
waterspin [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24433 |
watertor |
watertor:
watertor (Q098p Schimmert)
|
watertor: Hoe noemt u de grote zwarte tor die ónder het wateroppervlak leeft? [N100 (1997)]
III-4-2
|
32704 |
watervoor |
watervoor:
wātǝr[voor] (Q098p Schimmert)
|
Een watervoor is een meestal wat diepere voor die men vóór de winter over de akker trekt, om overtollig water te laten afvloeien. Een watervoor kan dwars op de normale ploegvoren liggen, in het midden van de akker (bij uiteenploegen), tussen de delen van een in panden geploegde akker of ook wel om de (reeds ingezaaide) akker heen. In het algemeen brengt men watervoren aan op laaggelegen of natte gronden, akkers met een laagte erin of op een hellende akker om te voorkomen dat de grond wordt uitgespoeld. De benamingen kunnen ook gebruikt worden voor de middenvoor (omdat deze vaak als watervoor fungeert), verder voor de brede of grove voren van een akker die "op de wintervoor" is gelegd om hem te laten uitvriezen of voor ondiepe waterlopen, greppels en geulen in het algemeen. [N 11, 59b; N 11A, 137k; N 11A, 137i add.; div.]
I-1
|
18123 |
waterzucht |
water:
t water hêbbe (Q098p Schimmert),
watər (Q098p Schimmert),
zucht:
de zŭcht (Q098p Schimmert)
|
Waterzucht: ziekelijke ophoping van vocht in het onderhuidse weefsel en in de lichaamsholten (zucht, het water). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21675 |
wbd: afzeggen |
ongedaan maken:
de koup ongedaon make (Q098p Schimmert),
ontdoen:
ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).
de kāūp ōntdōōn (Q098p Schimmert)
|
ongedaan, De koop ~ maken [de koop ontdoen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21683 |
wbd: in trek |
de eieren zijn op:
de eier zin op (Q098p Schimmert),
goed in de markt zijn:
good in de mèrt (Q098p Schimmert),
hoog staan:
staon hoîg (Q098p Schimmert),
willig zijn:
willig (Q098p Schimmert)
|
Goed in de markt liggend, een goede prijs opbrengend [willig, b.v. de eieren zijn willig deze maand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21662 |
wbd: katten |
katten:
ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).
gekat (Q098p Schimmert),
laten zitten:
laote hem zitte de mit (Q098p Schimmert)
|
katten: Wat zegt men wanneer de koper de verkoper met zijn waar laat zitten, niet afhaalt wat hij gekocht heeft [katten? hij heeft gekat?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|