e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

Gevonden: 6515
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bonenkruid bonenkruid: bonen kroet (Schimmert, ... ), bonenkruidje: WLD  bŏanekrŭtsche (Schimmert, ... ) Bonenkruid, het geurige kruid dat bij de tuinbonen of andere peulvruchten gevoegd wordt (keule, keul, kuil, kruid, heume, bonenkruid, kuun, keune). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
bonnet bonnet (<oudfr.): bônnet (Schimmert) De bonnet van de priester. [N 96B (1989)] III-3-3
bont als apart kledingstuk pels: pils (Schimmert, ... ) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] III-1-3
bont en blauw slaan bont en blauw houwen: bond ɛn blāuw Xəhaouwə (Schimmert) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
bont geruite langwerpige omslagdoek stola (lat.): schtola (Schimmert) omslagdoek, bont geruite langwerpige (stola-achtige) ~ voor meisjes [bonte nuzzik] [N 25 (1964)] III-1-3
bonte kraai bonte krauw: bonte kraw (Schimmert), grijze kraai: grieskrao (Schimmert) Hoe heet de bonte kraai? [DC 06 (1938)] || kraai, zwarte en bonte ~ (47 als roek [076] zonder kale plek; veren niet zo slordig en met groenige glans; broedt eenzaam in bos; roep [korrr] [N 09 (1961)] III-4-1
bonte specht, specht bonte specht: bonte sjpechte (Schimmert) specht, bonte ~ (23 / 14,5 zwart-wit; grote soort is vrij gewoon, kleine soort zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1
bontkraag bontkraag: bōntkraag (Schimmert), pelskraag: pilskraag (Schimmert) kraag van bont [N 23 (1964)] III-1-3
bontmantel bontjas: bontjas (Schimmert), bōntjas (Schimmert), pelsmantel: pilsmantel (Schimmert) bontmantel [N 23 (1964)] III-1-3
bonzen bonken: bonkə (Schimmert), bônke (Schimmert), bonzen: bouse (Schimmert) hevig kloppen bijv. met de vuist op een deur [grollen, bonzen, dokkeren] [N 91 (1982)] III-4-4