18305 |
werkschoen |
werkschoen:
werk-schoon (Q098p Schimmert),
zware schoen:
zwaor sjoon (Q098p Schimmert)
|
ploegschoenen [bow-, werkschoon] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24330 |
werpen van jongen |
jongelen:
jungele (Q098p Schimmert),
jungələ (Q098p Schimmert),
WLD
jùngele (Q098p Schimmert)
|
Hoe noemt u een jong ter wereld brengen (jongen, moederen) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
25135 |
wervelwind |
houwmouw:
houwmouw (Q098p Schimmert),
wervelwind:
wervelwind (Q098p Schimmert),
wirvelwind (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
Hoe noemt men een ronddraaiende wind, die stof en zand van de grond doet opwervelen of water als een zuil omhoogzuigt? [DC 30 (1958)] || wervelwind [SGV (1914)] || wervelwind [hauwmauw, remouw, hauw, ow, mouwmeuke, windroes] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
24399 |
wesp |
wesp:
wèsp (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
wesp [DC 09 (1940)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
21704 |
wethouder, schepen |
wethouder:
wethawwer (Q098p Schimmert),
wêthâûwer (Q098p Schimmert)
|
het door de gemeenteraad gekozen lid van het dagelijks bestuur van een gemeente [wethouder, schepen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
30848 |
wetsteen |
slijpsteen:
šlīpštęi̯n (Q098p Schimmert)
|
De doorgaans in flauw-ovale punten uitlopende, platte korund (carborundum) steen van ongeveer 20-30 cm. lang, waarmee de zeis of de zicht gewet wordt in het veld. Zie de toelichting bij het lemma ''strekel'' en de algemene toelichting bij deze paragraaf. Daar het (oude) onderscheid tussen beide instrumenten (voornamelijk) in het materiaal lag, konden de opgaven met het element -steen hier worden ondergebracht. Niet altijd was de wetsteen van de industriële carborundum-steen vervaardigd. De zegsman van L 434 voegt toe dat de wetsteen gewoonlijk een stuk harde Naamse steen was; die van L 269 en Q 101 dat het een stuk leisteen was en soms gebruikte men een stuk dakpan (zie het betreffende woordtype). Aangaande het onderscheid tussen de kennelijk naast elkaar gebruikte wetsteen en cementen strekel, merkt de zegsman van L 313 nog op dat "de wetsteen korter (is) dan de cementen strekel en wordt gebruikt als de zeis te bot is om ze te wetten (sc. met de strekel) en nog te scherp om ze te haren". Zie verder de toelichting bij het lemma ''slijpbus''.' [N 18, 82; N 18, 80 add.; N 14, 131 add.; N 15 add.; JG 1a, 1b, 1d; A 4, 28f; A 23, 16II; L 20, 28f; Gwn 7, add.; monogr.]
I-3
|
32893 |
wetten met de strekel, strijken |
slijpen:
slē.pǝ (Q098p Schimmert)
|
De benamingen voor het wetten met de houten strekel, het strijken. Zie verder de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 9, nummer 1. [JG 1a, 1b, 1d; monogr.]
I-3
|
24408 |
wezel |
wezel:
wezel (Q098p Schimmert),
wézel (Q098p Schimmert)
|
wezel [DC 07 (1939)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
25290 |
wicht, maat van 50 kilo |
wicht:
eine wicht (Q098p Schimmert),
wicht (Q098p Schimmert)
|
de maat die een gewicht aangeeft van 100 pond, dat is 50 kg [wicht]Wilt u bij de volgende inhoudsmaten aangeven of ze gelden voor vaste stoffen (bijv. graan, meel, etc.) of voor vloeistoffen (bijv. water, bier etc.) of voor allebei. [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25287 |
wichtje, maat van 1 gram |
wichtje:
1 wichtje (Q098p Schimmert),
wichske (Q098p Schimmert)
|
de maat die een gewicht aangeeft van 1 gram = 1/1000 kg [wichtje] [N 91 (1982)]
III-4-4
|