25174 |
wisselvallig weer |
bedenkelijk (weer):
bedínkelík (Q098p Schimmert),
het weer is bedenkelijk:
⁄t is bedìnkelek (Q098p Schimmert),
kwakkelweer:
kwakkel wèr (Q098p Schimmert),
op en neergaand weer:
op en neer gaon van ⁄t wèr (Q098p Schimmert),
regenachtig (weer):
règen èchtig (Q098p Schimmert),
t weer staat te luimen]:
loer-ĕchtig (Q098p Schimmert),
⁄t wèr wet neet wat ⁄t wilt (Q098p Schimmert),
treuzellucht:
treuzelloch (Q098p Schimmert),
wisselvallig (weer):
wissəlvàllich wéér (Q098p Schimmert)
|
lucht die regenachtig weer betekent [treuzellucht] [N 81 (1980)] || lucht die wisselvallig weer betekent [kwaklucht, knoeilucht] [N 81 (1980)] || niet schijnen te weten wat het wil gaan doen, gezegd van het weer [loerachtig [N 22 (1963)] || nu eens regenen, dan weer helder zijn, gezegd van het weer [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
kol:
kǫl (Q098p Schimmert)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|
19435 |
wit zand, stooizand |
wit zand:
witzand (Q098p Schimmert),
zand:
zand (Q098p Schimmert)
|
De witte stof die vroeger op de vloer gestrooid werd (zand, wit zand) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
33479 |
witte aalbes |
witte wiemeren:
witte wiemere (Q098p Schimmert)
|
Hoe noemt u: de witte aalbes (soorten?) [N 72 (1975)]
I-7
|
24521 |
witte abeel |
witte canada:
WLD
witte canada (Q098p Schimmert)
|
De witte abeel, 15-18 m hoog, bladeren 8-12 cm, zijn grijsgroen aan de bovenzijde en kalkwit aan de onderkant (abeel, witbeel, kjeseboom, peppel, vlaming, witte canada, witte boom). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
23669 |
witte donderdag |
witte donderdag:
witte dònderdig (Q098p Schimmert)
|
De donderdag in de week vóór Pasen, Witte Donderdag [jreune dónnesjtiech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20575 |
witte kaas, wrongel |
botermelkspap:
botərméélkspap (Q098p Schimmert),
fluitkaas:
fluitkaas (Q098p Schimmert),
fluitkēēs (Q098p Schimmert),
fluitkijes (Q098p Schimmert),
fluitkèès (Q098p Schimmert),
hangop:
hangop (Q098p Schimmert)
|
hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18178 |
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen |
kanten muts:
ka͂nte muts (Q098p Schimmert),
kroezelmuts:
kroezelmuts (Q098p Schimmert)
|
muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18616 |
witte kanten muts zonder sierkrans |
kapotje (<fr.):
kepûtsche (Q098p Schimmert)
|
muts, witte kanten ~ zonder kroon als doordeweekse hoofdtooi, door oudere en minder gegoede vrouwen ook s zondags gedragen {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33258 |
witte klaver, steenklaver |
steenklee:
štęi̯n[klee] (Q098p Schimmert),
wilde klee:
welǝ [klee] (Q098p Schimmert)
|
Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|