e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wisselvallig weer bedenkelijk (weer): bedínkelík (Schimmert), het weer is bedenkelijk: ⁄t is bedìnkelek (Schimmert), kwakkelweer: kwakkel wèr (Schimmert), op en neergaand weer: op en neer gaon van ⁄t wèr (Schimmert), regenachtig (weer): règen èchtig (Schimmert), t weer staat te luimen]: loer-ĕchtig (Schimmert), ⁄t wèr wet neet wat ⁄t wilt (Schimmert), treuzellucht: treuzelloch (Schimmert), wisselvallig (weer): wissəlvàllich wéér (Schimmert) lucht die regenachtig weer betekent [treuzellucht] [N 81 (1980)] || lucht die wisselvallig weer betekent [kwaklucht, knoeilucht] [N 81 (1980)] || niet schijnen te weten wat het wil gaan doen, gezegd van het weer [loerachtig [N 22 (1963)] || nu eens regenen, dan weer helder zijn, gezegd van het weer [N 81 (1980)] III-4-4
wit stervormig vlekje op het voorhoofd kol: kǫl (Schimmert) Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27] I-9
wit zand, stooizand wit zand: witzand (Schimmert), zand: zand (Schimmert) De witte stof die vroeger op de vloer gestrooid werd (zand, wit zand) [N 79 (1979)] III-2-1
witte aalbes witte wiemeren: witte wiemere (Schimmert) Hoe noemt u: de witte aalbes (soorten?) [N 72 (1975)] I-7
witte abeel witte canada: WLD  witte canada (Schimmert) De witte abeel, 15-18 m hoog, bladeren 8-12 cm, zijn grijsgroen aan de bovenzijde en kalkwit aan de onderkant (abeel, witbeel, kjeseboom, peppel, vlaming, witte canada, witte boom). [N 82 (1981)] III-4-3
witte donderdag witte donderdag: witte dònderdig (Schimmert) De donderdag in de week vóór Pasen, Witte Donderdag [jreune dónnesjtiech]. [N 96C (1989)] III-3-3
witte kaas, wrongel botermelkspap: botərméélkspap (Schimmert), fluitkaas: fluitkaas (Schimmert), fluitkēēs (Schimmert), fluitkijes (Schimmert), fluitkèès (Schimmert), hangop: hangop (Schimmert) hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)] III-2-3
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen kanten muts: ka͂nte muts (Schimmert), kroezelmuts: kroezelmuts (Schimmert) muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)] III-1-3
witte kanten muts zonder sierkrans kapotje (<fr.): kepûtsche (Schimmert) muts, witte kanten ~ zonder kroon als doordeweekse hoofdtooi, door oudere en minder gegoede vrouwen ook s zondags gedragen {afb} [N 25 (1964)] III-1-3
witte klaver, steenklaver steenklee: štęi̯n[klee] (Schimmert), wilde klee: welǝ [klee] (Schimmert) Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.] I-5