e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
witte kool wit moes: wit moos (Schimmert, ... ) witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)] I-7, III-2-3
witte krodde herderstasje: herders tìshke (Schimmert), tasjes: tìshke (Schimmert), taskruid: WLD  tas-krōēt (Schimmert) Witte krodde (thlaspi arvense 15 tot 40 cm groot. De plant is geelgroen en kaal. De stengels groeien rechtop en zijn al of niet vertakt; de wortelbladen zijn langwerpig, tevens gesteeld; de stengelbladen zijn pijlvormig en stengelomvattend, ze zijn lang [N 92 (1982)] III-4-3
witte kwikstaart kwikstaartje: kwikstertsche (Schimmert), wit akkermannetje: wit akkermenneke (Schimmert) kwikstaart [SGV (1914)] || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)] III-4-1
witte muts met een strik onder de kin kornetje (<fr.): kernètsche (Schimmert) mutsje, witte ~ dat met een strik onder de kin wordt vastgeknoopt [N 25 (1964)] III-1-3
witte muts met fijne plooien en een afhangend strookje boerenmuts: ? boere-muts (Schimmert) muts, witte ~ met fijne plooien om het voorhoofd en een afhangend strookje van achteren {afb} [N 25 (1964)] III-1-3
witte muts met sierkrans en afhangende linten `s zondagsmuts: sôndesmuts (Schimmert) muts, grote witte ~ waarop een dikke hoefijzervormige krans met afhangende linten wordt gedragen {afb} [poffer-, kröl-, frul-, knip-, greute muts] [N 25 (1964)] III-1-3
witte narcis pinksterbloem: WLD  pinksterblōōm (Schimmert), witte narcis: WLD  witte narcés (Schimmert) Gele narcis (narcissus pseudonarcissus). De bijkroon is ongeveer even lang als de bloemdekslippen. Meestal één bloem aan elke bloemstengel, zelden twee. De rand van de bijkroon is regelmatig ingesneden (zie bij de …witte narcis"). [N 92 (1982)] || Witte narcis (narcissus poeticus). De rand der bijkroon is vliezig doorschijnend. De bloeistengel is samengedrukt met twee scherpe randen. De bloemen zijn meestal alleenstaand, de dekslippen zijn sneeuwwit, de bijkroon is geel met rood (tijloos, paasbloem [N 92 (1982)] III-4-3
witte vlekken vreemd haar: vrim hǭr (Schimmert) Kale plekken op de huid. Zij zijn een gevolg van zweren of verwondingen door de druk van zadel en tuig, ook van het toebrengen van slagen. Zie ook het lemma ''gedrukt'' (7.36). [N 8, 90s] I-9
wittebrood weg: wêk (Schimmert) wittebrood [SGV (1914)] III-2-3
woede colretig (<fr.) zijn: koleiretig zin (Schimmert), gift: gŭf (Schimmert), giftig zijn: guftig zin (Schimmert) hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)] III-1-4